Num. 28. 29&30.
T H E S A U R U S . 209
^.n«/^/.^./ ohJongi; lameJlistenuibus, 'créais, non dmticnlatis.
l a t e r e c o n l p i c i f n d l m d a m u / ^ ' ^ ^ qu a m p n o r e tabula/ub N um. 6 , defoipün.us, u.roque
T A B U L A CENTESIMA ET TERTIA DECIMA
. Loréum grande, cornu cer.i,n firma ; ra,nis ktis, planu, por.s innu,nerU, tMatk, inmßclküs
w&mm^smmÈ
TABULA CENTESIMA ET QUARTA DECIMA.
i S u m . I . Corahun,,corHucermnifirn,a;ramisnrenbns,acnm^^^^^^^^
m , b u s , f,mil,tud,ne q u o r umd a m Agar icorum. Primo in t u i t u folida & k v i ï pp e^t a ura^^^^^^
tund"'" diftinr '"r • f """p-«™ toraiLn" 'p r ; :
î r ^ / ' ' in t e r M & p o r a s referantur. Color eft, quai s' fa-
N u m . 2. Paxillicorallini, cufpidati vel acicuhti, inUis fiellatî.
Niim. c8. 29&30. Ronde en Langiverpige Zee-Kampernoeljes
met dunne opßaande en ongctanddeVaaden.
M o d i , quibus Natur a res c r eat e s p roduxi t , nume r o ac var ietat e infinit! funt. Quod hoc l o c o exhibe
Z y verfchillen weinig van Num. 1&.2. in het vorige Tafereel
c a p ^ l a r e s definunt. Ob eorumdem ex.miam longitudinem , qu^e tabulae magnifudinem excedebat
p e r f r a a o s d e p i n g e r e o p o r t m . I n d e , quaB a W e r e f u n t , q u a t u o r f r a g m e n t a c o n a p i d e t " a n " ^ ^p o^- ^
hunne gedaame fcJiynd onftandvaftig, zoo als in deze ce zien is!
D e opftuande blajßijes zyndun, ongecand, fcherp gelvic een iMes,
en diclic regens een. '
Niim. 31 & 32. Hier verbeelden wy de Z e e -Mo l , in het
voorgaande lafereelby Num. Ö. befchreeven, aan beide de zyden
H O N D E R D E N D E R T I E N D TAFEREEL.
Groots breed enflat-takkig Harte-Hoorn Koraal^
met oneindig vee! kleine buisacbtige poren,
ivelke van binnen geßerd zyr,.
Dit zeldzaam Koraal hebben wy den naam van Plac-takkigHarte-
Hoorn Koraal gegeven, om de.szelfs gelykenis. die hcc uicerlyk
heef c, met de platte getakte en vooze, of noch jonge Harte 1-Joorren.
Het breid zich ter wederzyden in breede en dunne takken
uit. Overal is het diclu bezet met kleine opftaande buisjes, welke
van binnen , door een vergroot glas bezien wordende, zich eeflerd
en hol vertoonen. Dit maakt hetrponsachtigenliclu,dochteffens
hard en fcherp in het aanraaken. Onder aan hetvoetlluk, daar hec
aan een gedeelte der Kl ipf cen is vartgehegt . vertoonen zich eenige
dier buisjes waar door de wys van deszelfs grneyen kan af^el^d
worden. De koleiir is geelachtig graai,w, en waar(chy»elyk vale
het ni de OoQ-lndifche Zeen. De ineelleSchryveren , gelyk ZWrhaa^^
s, G«a/t/men andere, brengen deze Iborten totde
I l ü N D E R D E N V E E R T I E N D T A E E R E E L . '
Num I. Rnn^len fpitUakkig Harte-Hoorn Koraal, met
veele bmsacbtige poren, ivelke van binnen geßerd zyn.
^^ S " ' ] ; / " ^ vo o r g a a u d c , gclykt dit Koraal n:ia die
Harte-Hoorns, welke veele en ronde takken hebben. De mid^d-
Ite ronde (tam verdeeld zich ter wederzyden, en fomiyds aan alle
z y d e n , in even gelyke ronde takken, en deze wederom in andere;
alle fpits uuloopende. Over het geheel is deze foort mede bezec
met kleine opftaande buisjes, welke inwendig gefterde poren hebben.
De koleur vaa deze is donker geel, naa 't roiTe overhellende
, anders ziet men dezelve doorgaans graauwachti g wit. Zy vallen
in de Ooit- en Wt f t - Indifche Zeen i en behooretj mede tot de
Buisachtige gefterde Madrepora.
Onder aan deze fraaje Koraal • tak heeft zich noch een ander en
geheL'l verfchillende vaft gehegt. Het is eene foort der Mujcus
lapidofus van linperalus, welke iTi zeer onregelmatige gedaante
g r o e i d ; dodi doorgaans vind men dezelve in breede waajerachtig
e blaaden, niet ongelyk aan fumraige /tgarici of Room - zwam.
U j t e r l y k fchynen zy vaft en dicht, maar indien men dezelve wel
beziet, zyn ze van binnen cenigzius poorachtig, en van buiten
met zeer veel e kleine ronde gaat jes, waardoor zy van eenigeSchryvers
M//?pora genaamd worden. De koleur is fteen graauw, 0-
veral met kleine btuine plekjes bezet, die niets anders zyn dj n eene
vooze of fponsachtige ftoffe, welke zich daar op vaft gehegc
heeft. Dikwyis is deze Jvoraal - Zwam mede van eene hoog-eeela
koleur.
Num. 2. Priem-of Naaldachtige en van binnen
geßerde Konial-penne.
D e verfchillende wyzen, op weike de Natuur haare fchepfelen
voortbrengt, zyn oneindig. Het Koraalachtig Lighaam, 't geen
w y iiier verbeefden, beftaat uit vier ronde, recht opflaande Naalden
of Pennen, welke Hair-fyn uitloopen. Dezelve zyn hier afgebrooken
vertoond, dewyl het bellek dezer Plaat niet groot genoeg
was om dezelve in hun geheel te verbeelden. De vier (T:ukkeu
die terzyden Haan, behooren op de andere, •»veike noch op
G g g ht t