
lil
82 RE R U M N A T U R A L I U M
caiidam valde cracilefcit. Os non magnum, fubtus fitum, fisur^-e eft femicircnliris, vel lunate.' MaxilU
fuperior inferiore muko longior eft. In inferiore autem maxilla & ad os plurimi dancur cirn. Numeron
denticLili in iitraquc maxilla & faucibus hxrcnc. Capiu offeum 3 durum, mxquale, 8 prxprimis horrec
aculcis, quorum 4 in apice roftri, & duo uurinque ad latus capitis conftituti tunc. Corpus a capite
ad finem pinnx' dorfalis oftogonum eft, inde vero ad caadam usque lexangulare, & lammis ofleis, duris,
tecritur, qu:r in medio prominentiam emutunc: unde corpus angulolum evadit. Pinna 111 dorlo
unica^'^ad bafin fere usque in medio incib, oiliculis conftac 12, quorum 5 antcriora {implicia iunt &
paruni aculeata, reliqua mollia. Pmnx peftorales ollkulis coni^ann 15. Ventrales olliculis tantuni dii^
bus. Ani pinna officulis fex. Cauda in extreme fubrotunda odiculis gaudet 11 vel 1 z. Longuudo 11-
fcis 4 eft unciarum circicer.
Num. 7. Mihus Ovidii Na£ Halieut. Poem, verfu 95.
Eodem nomine venit & Sahiavo pag. 1S7, iriUoughh. pag. 1S3 , & Raja pag. Sj,. RoMtlo
tem Lib X, cap. i , pag. 184, Hirundo audit. Sicilia: & Mclita: incohs vocatur Falcone. Delcriptionem
ejus qui videre amac, eam plurimos apud Authores, prxkrcim vcro apud Nobiliftimum mllough^
hejum inveniet.
T A B U L A V ICES IMA ET NONA.
Mvfti crenus nunc fubjungo, qui equidem iftud nomen potiori jure, quam ulli alteri convcnire purem
; qu?m fingulx' ejus fpecies cirros ad os, barbx mftar, obtineant. Decern vero fpecies hujusce generis
novi, quas, uti meo in Mufeo aftervantur, nunc defcribam.
Sunt Myp in gencre vel
I. Cauda bifurca 6: appendice cutacca in excremo dorfo. Ad quam chdcm fequentes pertinent:
N u m . I. Mjfius, ore fuhtus; cirris oäoi appendice m dorfo.
Caput oblongum eft &c planiufculum. Corpus cathecopkteum &c fatis crafTum. Venter latus. Anus
medio inter ani^pinnam & ventrales loco hiat. Os non in apice capitis, fed inferna parte, apericur,
apercumque quadrato rotundum eft. Maxilla fuperior longe u
• - • ' 1 -11 -
tra infèriorem prominec. Cirri odo ori"
adfident," quatuor nempe breves ad maxillam interiorem, rum unus utrinque, reliquis longior, ad latera
maxilla; fupenoris, unusque tandem utrinque ad foramina narium pofteriora. Nares utrinque duplices
funt. Oculi elliptici cute capitis communi teguntur. Aperture brancliiarum angufts apparent.
In utraque maxilla plurimi denticulorum ordines dispofiti funt; os ipfum in antica palati
parte denticulis afperum eft ; & ad Eiuces duo utrinque olficula denticulis ferrata hxrcnr. Corpus
totum, cute' glabra & molli tedum , fquamis caret. Color ejus eft albefcens cum fubfufco mixtus.
Linea
k l e i n , c n van onderen in de gedaante van een halve kring of halve
maan geplaailt, Het bovcnfte kakebeen is veel langer als het
onderlte. In het onderfte kakebeen en aan den bek ziet men
zeer vele baardtjes: ook zitten menigvuldige tandtjes in beide de
kakebenen en het keelgat. Het hooFdt is beenacht ig, hard, en
o n g e l y k , voornamemlyk met 8 dorens bezet, waar van 4 op de
punt van de l'nuit, en twee aan beide de zyden van het hoofdt
zitten. Het lyf is van het hoofdt af tot aan het einde van de rugv
in achtkantig, en daar van daan tot aan den ftaart zeskaniig,
zynde bedekt met harde en beenachtige blaadtjes, de welke in
hun middel een uitftek hebbenj waar door het lyf z o hoekachti<
r wordt. De rug heeft een enkelde vin, die in het midden
fc^ier tot den voet toe gekcrftis, en t i ^raadtjes heef t , waar
van de f voorfle enkeld zyn en een weinig gedoornt maar de
overige zyn zacht. De borll-vinnen hebben [f graadtjes j de
buik-vinnen hebben maar i j de aars-vin heeft 'er 6-, de ftaart
loopt rondachtig uit, en heefi 11 of 11 graadtjes. De vifch is
omtrent 4 oneen lang.
Num. 7. Zeenjuowwe ^an O v i d ï u s y Halieut.
Poëni. verf p;.
Salvianus pag. 187, Willoughby pag. z8j, cn Rajus pag. 8p,
roemen dezen vifch met den zeiven naam. Maar Rondelet,i;/-.
X , cap. I ,pag. 184, noemt hem Zwaluwe, en by de inwoonders
van Sicilië en Malta draagt hy den naam van Falcone^oiFalk. Hy
is van vele fchryvers, en byzonderlyk van den beroemden Here
\ V i l l o i i g h b y , b e f c h r e v e n , t o c wien wy den nieuwsgierigen Lezer
venvyzen.
N E G E N EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
N u ]a:en wy volgen het geflacht van de Myjlus^ oï Kncvdvifch,
de welke met meer recht als eenige andere vifch dien
naam kan dragen, vermits alle de foorten, die daar toe behoren,
als knevelbaarden aan den bek hebben. My zyn tien foorten daar
van bekend, die ik nu zal befchryven zo als ze in myn Kabinet
gevonden worden.
Het geflacht van de Myßus wordt in 't algemeen verdeelt in
zulke
L Die een _
het uiterlle van
volgende.
ffelden ftaart en een vliesachtig aanhangfel op
n rug hebben. Hier onder nu forteren de na-
Num. I. Myjlui, met den hek n)an onderen j
•met acht haarden, en een aanhangfel op
den rug.
Het hoofdt is langwerpig cn platachtig 5 het lyf waterpas
breed en vry dik > de buik is breed. De aars opent zich tuffchcn
de aars- en ouik-vinnen. De bek is niet voor aan de punt van hec
hoofdt, maar van onderen , en heeft een vierkant-ronden omtrek
, als het open ftaat. Het bovenrte kakebeen fleekt verre
voor het onderlte uit. Om den bek zitten aclit baardtjes, namentlyk
vier korte aan het onderfte, en een aan weêrkanten van
het bovenfle kakebeen, die langer is als de andere, cn eindelylc
nog een aan weêr zyden van de achterlle neusgaten. Daar zyn aan
weerkanten dubbelde neusgaten. De oogen zyn eirond, en met
het gemene hoofdvel bedekt. De openingen der kieuwen fchynen
naauw te In beide de kakebenen zitten zeer vele ryen
tandtjes: ook is de bek zelf aan het voorgedeelte van het verhezyn.
melte ruig van tandtjes,en in het keelgat ziet men nog aanwoérkanten
twee getande beentjes. Het gehele lyf is met een gladde
en zachte huidt bedekt, zonder fchubben. Dc kouleur is wita
c h t i g .
i
•iSr