T H E S A U R U S ,
m o n t e t exiguum , quinquefida rurfus lldiula: fieura conrciciiiim ofr-nl^ „ J- t
alimcntum «père v.c/e.ur in humorc quodam g l u tmo r ^ L confifte^ ° ^
auid hue poflc . quun. pc.pufill? q . n q u f d e n c i c u U / r d ^ ^ o - r f , ~
dignofc. q„eant, qm intenm m Ecliinis marmis adeo magni funt. Animant.a hxc c l s fu u S
& plerumque „1 p.ofiu.do mans vcrfantur, ucpotc ob mulnplices fuas p ropaginc s laï^" up.^tî
« a n n , s frur.cib.s >mphcata. Patuit hoc m.h., dum e;asmoc. quoddam Ammal a r b S " C o i l n " m
p l e x .m accept quod demceps exficcando mudacum erat. Rumphius '^n Mufeo A.ZinenrZ T '
r ™ . I fimde quodd.an. monftrum marinun, defer,bu, fub nomme I f M s Med.fi, vel i Z Z i J ^ ' C ^ L '
tnm, Boe oe ayanr Dubio procd Soles hi fiiam propagant fpeciem eadem r^.one ac Scc l x nmkia
Echmi. ahaque ejusmod. proprj^. è femme prognata. Haud p L c i Authored, prrfcrdm ve S u r Z s '
de as admodL.m prohxe fcnpferunt; unde Leélorem horum curiofum co relcgo, tranfourus 7 r am
hiijusce genens fpeciem. " "uiuurus aa a teram
Num. 2. Solis marini, fi-ve Capitis Meduf^ß, altera /pedes, minor, fupina.
Subtus confpiciius hic Sol depidlam in medio corpore ftellam monftrat, decem tenues in radios diftrib
i tam quonim in centro parvum hiat foramen. Veri autem , ex ambitn corporis prodeanrrradi v 1
marmu, l^b. XX, m,m. 31, utraque hu,usee Solis fuperficies figura exprmiitur; quum infum hoc fnec
i m e n n a t i v u m , pro ea 011a incer nos vigebar, amicuia, Viro hui c f m con p l l Z c u r ^ p o r i s lu
mumum rransm/erim. So ans hxc Scellula itidem fefe in aqua mans evdvere pocell, q l 3 o calore iï'
N u m . 3. Stella marina poljaBis, [eu Luna marina, ex Nova Htfpania.
Lunam mannam voco, quia inter fidera maris haftenus ea defideratur nuspiam defcripta ab Authori
bus nec aha quxdam horum Animantium fpecies ad Lunam cceledem propius accedit quim hlhxc t. '
t o radiorum numéro inllruda. Communicavimus & earn cum D. u L ! , a quo in i T ^ X U ^
3 4 delmeata, fag. 57 fub nomine Capith Medufi hyunni defcnbitur. Si Soles'dantur & S tdb 1 ™
cur Lunam mde excludamusî urpote cui ifth.ctpecies fimihor eft, quam Capiti T d u ^ / Lo " u " e"'
L ^ a f f ndet, efundo^^ans in l ^ Z m
tere. At quoniam propna id non didici expenentia, in medio relinquo.
Num. 4.
m
ftaan, zyn naauwiyks te erkennen, die by de zee-eeec
gels groter
rosachtig,houden zich 't
^ e e l l m de d.eptens der zee op,om daczy wcge f /hunne veelvul-
Ulgc UltlDrUItlr .. Pn j»Mn Z.CC up, «t^ aaczy iT-wegens r^i
hunne veelvul
d j c u.tfpru,tfrlen aan rotlen en zeegewalTen ïlyven hangen ge
welk tufn:hen koraaltakken verward en droog geworden zvnde
eett men van een gedrochtig zeedier, I DeeL fol. 41. Hv ftek
n St c n e n , e n noemt het of
in t Maleicfch Boeloe ayam. Buiten rwyfFel tekn deze dTeren
mcer d,ergc^I.c, die uit hun zaadt voor ckLen. Men vindt b?
S rev.n . ^" r ^ ' ^ ^ n p h i u s daar van geh'
T " " " die meer daar van gelieft te
Num. z. Andere kleine Zee-zon, mede t ^ b ovde^
ren te zien m m V midden fierachtig in tien
Num. I in leedties en krieltjes overeen , behalven dat die
donker graauw gekleurt is.
Num. Veel-ßralige Zee-ßer, of Zee^maan, uit
kleme fraahjes afgedeeït. i^smmm
m t u u r t c l c e n , rot vermeerdering van herwerk
h e t aan dien Heer hadden tocgcfondën Dh
Nieww Spanje.
W y geven dit fchepfel den naam van Z ^ c - m , om dat voorgaande
Ichryvers geen zee-maan gekend of befchreven hebben
en om dat, naar onze gedachten, d.uir omtrent nietsnadersd.iarbv
kan vergeleken worden dan deze veel-ltrnlige ftcr. Wy hebben
den zelven mede aan den Heere Lwck gezonden gehad, om hem
in zyn Sterreboek te plaatfen, gclyk hy dan aldSar T^. XXII
JSum. J4, onder den naam van Caput Mediifa brunnum^gzzicn en
pag f7 befchreven wordt. Zyn 'er zon- en zee-llerren, waarom
ook gene zee-manen? daar deze het belt naargelykt, maar nicc
naar een Caput Medufa. De afwykcnde llralcn zyn ten dele puntig
uitgeQrckt, en ten dele omgekruk, met dikhaairige piuimen,
gelyk pennen, maar niet zo digt gefloten, waar van d de •
takjes met leedtjcs zyn. Over deze lange takjes zyn weder eenig
e kleiner, alleen uic leedrjes, van grootte en gedaante als puntige
naalden, die van boven uk een cirkelron.ltje bellaan, eelvk
een llerretje, met vele takjes op zich zelf. Deze is hoog mars
gekjeurt. Daar wordt van verhaalt, dat deze fchepfelen by mooi
weer en heldere maanfchyn uit den grondt van de zee in menigte
s nachts zich boven water begeven, en den weerfchyn van de
maanbeminnenj maar dewyl wy dit zelf niet gezien noch ondervonden
hebben, laten w y dat verhaal in zyne waarde.
^ ' Num. 4.
m