m
136 R E R U M NATURALIUM
N u m 14. Hujusce fpecid Volutas Pmms aura fertextos vocanti quoniam miro ornata fupert^, van
i s vcluti coloribus intcrtcxt^E, acque acu cjuafi pi6t x lunt. Prx reliquis aatcm fiav:e aurei colons maca-
I x omnium eleçrantifTimx apparent. Cxceram & fliniculis aenticuLuis ambiiintur. . , . ^
N u m 15. Ejusdem ha:c ell fpecid, fed vel pulchnor ctiam, & rpleiidiciiore apparatu m l y i refis
fuperficic exornata, fafciis eleganciori modo daborads drcumfcripta, mmutis itidcm ipadiceis iincolis,
t a a q u am vcrmiculis, ferpendno more crifpads, fulferca, ex iWc c n c e rubro, five fiammeo pcifandata,
prorumpendbus mde numerofimmis maciiUs, albis, vadx magmtiidinis, flammarum in modum, auc
f n fpecicm cordiam animalium minorum , conformatis. jure hujusce generis ThalaHiarchum vo-
^^^N^um En bare ad eandem perdncns fpeciem, inufitato ornatu pi^a, denticulatis vdud vellitur
fimbriis, crebro cylindrulorum apparatu diftindis. Bafis arantio flavi cil coloris, maculis, albis, faturate
fufcis j aliorumque colorum, variegaca.
N m n 17. Eademfubcus conlpicua, qua haud mmus déganté apparatu iupcrbic.
N u m 18 I5J, 10, II. Rbombi coronales, ex Indiis Orientalibus, quam pulcherrmii, arque ex
Cvlindrorum'crenere fane prarllantiiTimi. Eorum pauci nollras in oras defcruntur,quia & ran luiu & cari.
P r i o r , vere'^Regius, ornamenus affluit: caput ejus magnis in ambitu dentibus oblitum ell:, ultra gyros
prominuUs, & quo apid medio magis appropinquant, eo minoribus, diadema rcgium vduti reprxfentancibus.
Corpus pulchcrrimis fafcus latioribus, funiculis, txniis, variorum colorum degantiorum miftura.
fplendidillîmis, dilHnguitur. , , , a-/r • 1 • • '
Alter Num. ip, fubtus confpicuus, major, fupra modum mukiplicibus atque venulliliimis latioribus
fafdis iterum , funiculis, txniis, fubtilibusque lineolis, capillanbus, verficoforibus, ambitur. Dentés
coronamconftituenteshdc, quam in priore, magis adhuc diltindi funt. Clavicula luperius circa
caput arare confttidra eft, infra vero dehifcit. Et hunc merito Principem vel Ttialaffiarchum interRhombos
coronales vocaveris. n , -i • i- n •
T e r d u s Num. 10 quoque eleganter, at diverfimode tamen, pidus eft: pluribus emm maculis albis,
tanquam nubeculis, gaudec. • j- 1 • • 1 • l
Quartus denique, minor, apice obtufiore, paucisque per gyros dentibus prxditus, bmis latioribus
f a f c i i s , oblongisque Unis tenuibus, in ambi tu, exornatur.
" Num. i i & 13. Rbombi Cylmdro-pyramidales, marmoris in modum eleganter vanegati, extreme
capitali in acumen exfurgente donati, ex albo perfundad, atque defuper ex faturate & pallide fufco ita
v a r i e g a d , ut multam fpeculandi prxbeant materiem. Nuhecuüs didis func adfines, de ambus anta jam
^ ^ N u m . 14. Spuria h x c eft Cochlea demiculata, ex Arantio flavo nubilata, tribus, minus diftindis,
a f d i s f u p e r f u n d o , porcdlani inftar vafis, albido & Isvi, cinda; inferius filamentofis quafi funiculis
circulata.
N u m . 15. Voluta elegantiffime p ida , ex Mari Mediterraneo , ex albo perfundaca, Aurantii vero colons
maculis, cylindrulis, & pundis, regulärem in modum circumfcripta.
N u m . zó & 27. Et hx binx funt Voiut x ex Mari Mediterraneo, minores, perpulchrx ; altera fpad
i c e a , aibis & dilute cxruleis ferpencinis maculis variegata, tenuibusque vduti pilis circulata : altera alba,
e x dilute fufco nubilata, fie pundis denfiffime annulata.
N u m . 18
©
' <J ' i ; i'
Nura. 14. Deie-worden de Goudelakenfcbe Toten gcnzimt, om
dat zy uittermaien fchoon getckcnt, en als met velerhande kouleuren
gelvk doorwerkt en geborduurt zyn, daar de gele goudverwigc
pfekken zich het fraaift in vertonen. Verder is ze met
tandachtige fnoenjes omringt.
Num. if Is van de zelve foort, maar nog fchoner en heerlyker
getekent over de gladde fchaal, met Gerlyker vol gewerkte
bancfcn omringt, cn met kleine bruine ftreepjes, alswurmtjes,
flangswyze gevult,met geelachtig rood,of vuurkouleur, op den
grondt gedekt, waar in ongemeen vele witte plekjes in foorten,
vlamswyze, naar de gedaante van kleine hartjes uit dieren, zich
opdoen. Het mag wel een Admiraal van dit geOacht genaamt
worden.
Num. lö. Dit is mede van de zelve foort,ook ongemeen fraai
geborduurt, als gefpcldewerkt, kantswyze, waarin vele llagen
of blokjes gewerkt zyn: de grondkouleur is oranje-geel, met
•witte plekken, donker bruin en andere kouleuren verfiert.
Num. 17 Is de zelve van onderen, daar de fieraden niet minder
fchoon zyn.
Nura. 18, 19, 10, zi. Dit zyn vier ongemeen fraaie Kroonhorens
uit Ooft-Indic, zynde van de ficrlyklle foort der Rollen,
•waar van hier te lande wegens hare feldzaamheit cn waarde weinig
gebragt worden.
De eerite van deze is een koninklyk ftuk, geheel met fieraden
vervult: het hoofdeneindt is met grote tanden rondom bezet,
boven aan de gieren, die zich naar het punteinde verkleinen, en
een koninklyke kroon verbeelden j over 't lyf is het met fierlyke
brede banden, koorden en linten ingewerkt uit velerhande fchor
c kouleuren, die daar in uitblinken.
Dc twcde, of Num. ip, ziet men van onderen in ccn groter
gedaante, maar by uitnemendheit met velerhande fierlyke brede
banden, koorden, lintjes cn fyne ftrecpjcs, als haairtjes, uit verfcheide
kouleuren, omringt, waar van de kroontakken of tanden
nog wel zo duidelyk zich vertonen: van boven is de fluiting digt
over malkander geiloten, en naar onderen wat gapende. Deze
mag ook volllrekc een hoofdftuk of kroons-Admiraal genoemt
De derde, by Num. to, is mede heel fraai getekent, doch op
eene andere wyze, met meer wit geplekt, als gewolkt.
De vierde foort is kleiner, met ccn llompe punt, weinig over
de gieren getand , met twee brede bandtjes , en langwerpige
ftreepiesfyngeftippelt, omringt.
Num. 11 cn IJ. Twee fraai gemarmerde Rollen, pyramiedswyze,
metpunciguitftckcnde topeinden,en over de witte grondfcnalen
met hoge cn bleek bruine kouleuren zeer aardig getekent.
Het is een byfoort van Wolkhorens, daar boven rects van gefproken
is.
Num. 24. Dit is ecnoranjc-geelgcwolkt,bafterdfpcldewerkshoorn,
met drie twyffelachtige banden over een porcelyn witten
gladden grondt, van achtcien met dundradige bandtjes omringt.
Num. if. Een fraai getekent Tootje uit de Middelandfchc
zee, dat fierlyk met plekjes, blokjes en üippeltjes, geel oranjekouleurig
over een witten grondt in ccn regelmatige order om-
' Num. 16 en 17. Dit zyn mede twee kleine fierlyke Tootjes
uit de Middelandfche 7.ce, de cerfte kallanic-bruin, met wit en
licht blaauw langachtig geplekt, cn fyn als met haairtjes omflingerc:
de twédc is op ccn witten grondt licht bruin gewolkt, en
vol met ftippels omringt.
Num. x9
• (lil i !