1 5 8 R E R U M N A T U R A L I U M
fviperfîcie perfundaCÄ, infuperque aliis kerum coloribus fingularibus variegatar, fafciatx, ftmts, coftatîE,
varii^ue aliis ornamentorum generibus elaborate. Minor plerumque eft huic fpecici apex turbinatus
J in quo fere, prorter nünucum foramen, nihil confpicitur: at contra amplo omnes oftio patenc.
T A B U L A a U I N a U A G E S I M A E T NONA.
Sedio ^icefma Ç^ fecmda.
J^ff/Viïm» heic minor urn ^ globofarum, vel Cochlear urn Junatarum, aiit alias ^.^ahatartm &c ßr tat arum vigind
cjLiacuor adhuc magna atque parva oftendimus fpecimina, turn prona, cum (upina, fingulari c]ua:libcc
modo in exteriore fuperfide ornata : alia enim lads coftis, profiuidiscjue liris, alia coftis angulHoribus
minusque profundis prxdica funt^ alia fifciolis, & cjuafi filamends capillaceis obvolvuncur-, alia \xvi
gaudent (uperficicj atque iniifuads prorfus coloribus quam elcgantillime variegata fimc. In Hißoria Conchyliorim
Lilk-ri iddem mulc.i; Neritarum exhibentur (pecies, ibique inter Buccina reteruntur. Neque fane
ulium novimus, qui piures Conchyliorum (pecies, concinaiore ordine, naturam ipfim oemulance, digeftas,
niddius depidlas offert, quam modo laudatus Audior: defcriptio tamen quam brevillima eft.
Num. I . Nenta ftriata, comprefTa, five Cochlea maxima foIar is, ranffima, pulcherrima, cui parem
nunquam vidi. Pdncipem jure hujufce generis earn dixens : nam ejus eleganda, folis xmula, pra:-
fercim confiftic in radiis longe exporre(5tis, qui, canquam longi incurvique rami vel den ces , maximam
partem inlhr Iplendendllimarum margaritarum ex flavo corufcantes, fuper gyris ordine dispofid func, &
inferius longiores, fenfnn verfus apicem proportionate breviores evadunt. Superni gyri itidem eleganti
Conchx margariufer^ vclud fplendore fuperbientes, tumidiores, lads coftariimque fniulibus quafi tuberibus
infigniti, in declivibus fuis fulcis eximio rubore Kermefino condecorantur.
Num. 1. Eadem fupina, umbihci in formam turbinata, parvis dendculis juxta ftrias, fubcus confpicuas,
dispofitis prrdita. Os vedus intenora plerumque albo margantarum fplendore micat.
Num. J. Cochlea Solaris, minor, brevionbus dentibus five radiis donata, quam priorj cui carter
um racione forma: &: coloris maximam partem fimihs eil:.
Num. 4. Eadem fupina.
Num. 5. Tertia fpecies, Rumphio Cakar vocata, iddem ad Cochleas folares perdnens, circum gyros
longis, cralUs, nonnihil acute terminads dentibus ad minucum usque apicem turbinatum conferdm
Hipata.
Num. 6. Eadem fupina. , ,
Num. 7. Quarca fpecies, brevioribus procefGbus, mondculorum velud aut colliculorum xmulis,
horrida, anterius circa os latioribus dendculis tumida, dilutoquc malini ftoris, rulFoque colore pi£la.
Apiculus turbinatus plerumque conchoe margaridferir maceriem refert.
Num. 8. Eadem (ubtus confpicua, granulis quaß, in circulos digeftis, denfe ftipata. Os circulare
e f t , atque verfus interiora, preciollffimarum inftar margaritarum, corufcat.
Num. 10 & II. Indem ho: Cochlcarum folarium fiyu fpecics, acuminads obtufisque dendbus
a f p e r x , perquam eleganter picla: atque conformatx.
Num. It
fchcide andere kouleuren in den grondt op de buitenfchalen hebben,.
die met andere rare kouleuren overmarmerc, geband, geifr'ecp:,
geribt, en mct vcle anderefierlyke tekeningen uitgemoniterf
zyn, Doorgaans hebben deze foort een kleinen topkrul,
•waar aan zo mm igen byna niets als een openingetje wordt gezien
: in 't tegendeel hebben zy alle een wydgapcnden mondt.
N E G E N EN VYFTIGSTE TAFEREEL.
De t^wee en tnjj'mtigße fiiede.
Op deze plaat worden noch vierentwintig van de kleine ronde
iVér/tó of Maanhoi ens, anders Vaivala oi Cochlea ßriata^ groot
en klein, vertoont, zo van onderen als boven, ieder van byzondere
verandering over de bovenfchaal, waar van eenigc breed ger
i b t , en diep gevoornt, andere fmdler en ondieper geribt , andere
met bandtjes en als met haairtjes omwonden,als mede die heel
glAd over de fchaal, en met heel ongemene kouleuren fierlyk gemarmert
zyn. By Lifter in zyn Hißoria Comhyliorum^ worden
incdc veel foorten verbeeldt van de Ncritis^dic hy onder de Buccina
ftelt. Wy hebben by niemand: meerder foorten van dc zelve
, en in fraaier order zien verbeelden, zo wel in ncttigheit van
ratuurlyke fchikking, als by dezen Authcur, doch heel kort bc-
Ichreven.
Num. I. Nerita ßriala comprefa , . margine fola Tnajor,
of het grootfte foort van Zonnehoorn , zeer ongemeen en
fraai, wiens weêrga ik nooit meer heb geaien,, cn mach wel de
Prins, of de eerfte van dit geflacht genaamt worden, want dc
fchóonheit, in vergelyking der Zonne, befUat voornamentlyk
in de knge afwykende ttralen, die rondom de gieren in order en
naar maten van onderen lang, cn naar het topcLnd vcjkorten, uit
laage kromme takken o£" tanden, die doorgaans als fchone glanzige,
paarlen uit den gelen blinken. Over de gieren van bovea
2yn zy mede fraai gepaarlemoert, verheven, breed en ribachtig
gebult, met fchoon karraozynroot, in de verdieping gekouleurt.
Num. z. Dc zelve van onderen., navelachtig gckrult , mec
kleine tantjes over de ftrepen die van onderen zyn. De mondt is
binnenwaarts, doorgaans wit paarlachtig van glans.
-Nued. i. De kleine Zonnehoorn is korter getand of getakt,
aJs dc cerfte.j verdec van gedaante cn kouleur met de voorgaandemeeft
overeenkomende.
• Num. 4. Dc zelve van onderen.
. Num. f. Derde foort, word by Rumpliius Cd/fcr of Sporen'
genaamt, is mede een Zonnehoorn, die rondom de gieren dik en
lang, wat puntig toelopende getakt is, tot aan het ideinc krultopje.
Num. (ï. Dc zelve van onderen verbeeldt.
Num. 7. Vierde foort. Deze is heel kort getakt, gclyk bergjgscn
heuveltjes, maar voor om den mondt met breder tandtjes
uitgezet, en met licht appelbloelTcm cn rolT'c kouleur geverwt.
Het topkrulletje is gcmecrnlyk gepaarlemoert.
Num.. 8. Van onderen is dc zelve, krings-^zc vol gckvtclt.
De mo'ndt is cirkel rond, cn n;iar binneiwaarcs blinkende, celvk
de koftelyklle p;uirlen. ^
Num. p, 10 en 11. Z'jin mede van dc zelve foorten van Zonnehorens,
met puntige cn flompe takkcii, zeer fraai afgebeelde
cn gckouicurt,
Num. 12
Tyl£ - ZZX.
I )•.>:
iîÂl'fe-.,
' I
I: !,
li
T
' i l f c - ^