
I
T H E S A U R U S . 207
R e a e q m d e m undulatusdicitur, quia fuperficies ejus externa undarum volutationes baud incpte exprim
i t : at Altroira; nomen malim fervari aJiis fpeciebus deinceps fecuturis. Accedo fentcntiffi Clariffimi
5 « m « « m , _quum inannotationeruaadcap XXVJI, libr.XU, Herbarii Amboinenfis , ftatuit
hunc ipfum lapidem habendum effe faxo cakario aut capimo, cujus ingentia ftrata in infulis
MoJuccanis mveniri, calcemque vivam inde urendo confici Autor telletur. Nec diffiteri tarnen posi
u m , delcnptionem horum Rum-phianam ^QrQ\iQ:ur:xm effe.
Indubium eft, id genus lapides reperiri ßupendce molis, nec certam Temper fervare formam Plerumque
nihilommus aut globofi funt, aut ovati. Undarum juga clevata dorfo tument planiere, Itevi
inter h^ec innumerc-e cernuntur brac^eola^, oppofitcC, in commune centrum coëuntes, qua? fua pofitione
i t i d em undulau quid exhibent. Sepimenta iftiia^c membranacea introifum quoque fefe cxporrigunt-
. quo fit, ut fubftantia horum lapidum fpongiofa appareat. In vetuftis tamen & grandioribus maffis fo^
vece acrimcT utplurimum materie coraiiina fufFerciuntur. Color eft dilute gryfeus. Locus natalis in
Mediterraneo ccque ac Indicis maribus.
N u m . 2 & 3. Lapis corallites^ irregularis, undidatus; plich inter fscon^^
Juperne acnminatis.
Priori quidem fimilis, diff'ert tamen ratione undulatarum plicarum, quje in dorfa acutiora aftlirgunt
Jntermedu^ quoque lamel b magis inter fefe diftant, duftuque obllquiore & profundius deorfumferuntur.
N u m . 4. Lapis corallitcs, irregularis, unduklus; pUcisper divcr/a plana digcflis.
Credibile mihi videtur, fragmentum hoc efTe laterale. Dixeris ideo nullatenus a priore difcrepare
licubi a latere nniftro adlpexeris. '
N um. 5. Lapis corallites, globofus, imdulatm ; plicis craffis, tortmfis, fiiperne mint canaliaikiis.
L a t a plicarum juga hie aliquantum fulcata funt. Nec forfan longe a veritate abfuerit, qui ponat,
hanc fpeciem ab ilk Num. i. haud diverfam eiïè, latasque & tumentes plicas tempore demum oppleri
penitus ac con/blidari. ^
N u m . 6. Lapis corallites, glohofus, undiilatus; plicis craffis, tortuoßs, ßmiliter,
acinterfiitia^ lamellatis.
I n h a c fpecie eievatje rugje dehifcunt, braftcolisque haud minus, quam reliqua pars, diftinguuntur.
Laterales quoque eminentium jugorum parietes perpendicuJariter afTurgunt.
Num. 7. AbilloNum. 5. non difTcrt, nifi plicarum jugis graciiioribus.
Num. 8. Jßroites irregularis ; foveisßellatis amplis ^ nequaquam rotundis, ßed anguhfis.
Qua? inter Aftrcitas & Maeandritas intercedit differentia,
hem Geviateräe Slerßeen. Het kenteeken dezer benaming is goed,
dewyl deze fteenen zeerwel de Golvende beweging van hetWaacer
verbeelden; doch de benaming van Sterüeen behoord aan de foorten.,
die noch ftaan te volgen. Ii{ ben met den geleerdenHeer Jiurvianrm
volgens zyne aantetlcening op het XXVI I . Hoofdftuk van
het Xri. AmboinfcheKruid-Boek van Rumphius, van g e v o e l en, dat
deze CoondszoogsTiüsmdeZce-KalkfieenotKopßeen van den Schryver
zy n zal , en waar van geheele Reven of Banken op de Molukfche
Eiiauden gevonden worden, daar zy tot hec branden der Kalk
dienen. Echter vinde ik my verplicht le zeggen, dat de befcliryv
i n g dezer lighaamen ten dien opzichte by Rumphitis zeer duifter is.
Het is zeeker, dat deze Koraalfteenen van verbazende grootte
gevonden worden, en dacz.ygeene valle gedaante behouden; nochtans
vertoond zich deze foort veeltyds, hec zy in eene ronde of
lankwerpig ronde figuur. De ploojen of golvingen zyn verheev
e n , vanboven vlak o f glad, ciifTchen'beide met oneindige tegen
o v e r elkander flaande vliezen, die in hec midden tegen elkander
ftooten, en weer eene fyne golvende figuur maaken. Van binnen
luopen deze v l iezige affcheidingen door , 'tgeen deze KoraaJltecnen
fponsachtig doec zyn; docii, in de oude en groote flcenen word
deze holligheid al meefl: met Koraal-llofTe vervuld. Zy vallen zoo
wel in de Middelandiche als Indifche Zeen, en zyn alle van eene
Jichc graauwe koleur.
Nu ra. 2 & 3. Om-egeltnat'ig geivaierd Koraal
of Ucvfcnßcen-i ivelks dunrcengeßingerde
ploojen van boven fcbcrp zjn.
^ D e z e (óort verfchild van de voorgaande, doordien de golfachtige
verheeven ploojen minder vhik en tcherper zyn. De cn(rchenvliezen
Itaan wyder vaneen, en rciiietenfchuiner en dieper nederwaards.
m u l t i s p e r p e r a m prtEtervifa, in e o iita
e f t ,
Num. 4. OnrcgeImaiiggcv;aterd Koraal ofHerfen-
Jieeji, 'öJeIki ploojen boven eikander gefcbiki zyn.
Ik ben van gevoelen, dat dit een afgebrooken fiuk is, en van
terzyden te zien. Het fchynd genoegzaam dezelfde foort als de
voorgaande, vooral, als men deze aan de linker zyde beziet-
N u m. j. Rond gewaicrd Koraal of Hcrfcnjleen,
'üjelks dikke en doorecngeJUngcrdc ploojen van
boven ccnigzins zjn ingejneeden.
D e breede ploojen van deze foort zyn eenigzins hol, en men
zal mogelykniet verre van de waarheid z yn, in te verondcrfleOen ,
dat deze en de eerrte by Num. i . dezelfde is, en dac de breede
verheeven ploojen door den tyd geheel dicht en vafl: worden.
Num. 6. Rond gewaterd Koraal of Herfenjleeny
iieiks dikke en dooreengejlingerdeploojen^ geljk
het overige^ vliesachtiggefebeiden zyn.
In dit foort zyn de verheeven ploojen geheel oopen , dat is, gel
y k het overige, vlies of bladerachtig. De zyden der bovenste
ploojen ftaan genoegfiam rechc op en neer.
Num. 7. Deze verfchild niet met Num. 5. als dac de opflaande
ploojen wac fmaller zyn.»
N lira. 8. Onregelmatig Sterrefteen, 'n^elks gejlorde
poriën niet rond, maar hoekig en groot zyn.
Hec onderfclieid der Sterrefleen en Herfenfleen, 't geen veéie,
doch zeer verkeerd, door een verwarren, bellaac hier in: de Her-
F f f 2 fea