T H E S A U R U S. : 31
P m e r e a h k f u b N u r n . i . & i bia^exh^^^^^ ve r f a t i l c s , ^ W , de maiore
Echmo Num. iz deprompti, elegantiffime, marmoris iaftor, voriegati, quorum radices acuminata:
acetabulo mftrud^ fuat quo cum vertibuhs Echini committuntur, & ope tcndinum firmantur, ut vivo
Animali ad natandum & verlandum inlervire queant.
Qu^fubNum. 3&4habenturpenn^, ad Echinum Num. 13. pertinent, funtque proportionate minores,
at eleganter tarnen annulata;. ^ I if ïf v^iiauLiiu
Num. y & 6 alterius denuo Tpeciei pennx funt.
, " f omnes & ali^ ejusmodi medicato pollent ufu, prout fub Num. i jam commemoravimus
Indi e collo mfantum fuorum eas fufpendunt, ut frequenti earum morfu facilitetur dentium eruptio Notatu
dignum eft, quod pennée ha;, in aquam c o n j e t o , non in fundum hujus fubfidant, f e d , inftar fagitt^
ilicorurfusm fummum émergeant, extremo fuperiore, craffiufculo, ultraaauxTuperficiemfefeefferente'
altero vero tenuiore extremo, quod radicis loco eft, deorfum vergente ; ut adeo illud levius & magis
porolum, hoc veto gravius magisque compaa;um elTe videatur.
T A B U L A D E C I M A E T QUARTA.
N u m . r. Kchionanthus major ^ fpïms orhtis.
Très Me exhibeo Echionanthorum fpecies rariores, magnitudinis atque fabrica: ubique peculi^uis, qu^
, d e httonbus Afiaticis adlat^, inque eximio nobiliïïîmi atque graviHimi Viri D. (ok^ Witsen
Scabmi Amftelxdamenfis, Mufeo alTervat^e, mihi petenti gratiole concefT^ atque mutuo dat.x funt ut
^ s prêter aha ranora poftmodum commemoranc a , mec huicce Operi inferere, iconibusque eai'um
Thefauros hoscelocupletarepoffem. Omnemhinclapidem movi, ut £ngiil.x quam exadi fWe a dexte^
nore Chalcographo ad vivum sri inciderentur , atque minutie qu^vis, non adeo in forma contradiore
vilibiles, nativa hic magnitudine oculis exponerentur.
Genus hoc, multis è fpeciebus conftans, infînitas fere ratione fîgur.-^ atque ornamentorum varietates
oitendit, & proxime ad Stellas marmas videtur accedere, prout utramque & fummam & imam fuperficiem
contemplanti patet. ^
Hujusce regionem fuperiorem, qu^ hîc fifHtur, ftella ornât e fornicato quodam operculo, drculari
facile mfi ficcatio probe Rierit peraôta, elabente, oriunda, qidnque protendens radios, quorum apices
orbiculan quivis forammc pertufi funt. Qum & hi ipfi apices binos iterum fmguli abeunt in radios albicantes,
novam ftellam efFormantes, quorum interftitia tuberculis vertebralibus macrnis, parvis extern
x cruftx firmiter affixis, replentur. Omnia h^c per lineas in fegmenta varia, reda, 'curva ' curtalonga,
tanquam in totidem articulos, divifa funt, ut ex his apte inter fe compofiris figura-Animali debi'
taemergat. Plurima quoque hîc cernuntur minuta foraminula, dilute rubello, quafi malini floris colore,
in quibus capillacei aculei hsferunt. '
Num. 2. Idem fupinus ftellatam hac parte exhibet expanf^onem, & quinque in medio foramina, femilunai
ia. Ca^terum noduli vertebrales mai'garitis hîc ferè fimiles funt in lineas circulates ordine collioatis,
fpedaculo fane vifu jucundilîimo. Kubcllus malini floris color ornamentum pr^terea addit, & diluta
Amethyfti pui'pura flelk radios fuiüciens.
_ By Num. i cn 2 vertonen wy cwee grote zwaaipennen , of
digiti marinl, die op den groten zee-appel van Num 12 gezeren
hebben , zynde zeer fraai en bond geringe en gemarmerc, wiens
p u n t i g e einden eene holte hebben , die op de werveibeencjes van
den appel (luie , levendi g zynde , cn met zenuwen vaft gehecht,
om tot zwemmen en zwaaien bekwaam te zyn.
Die van Num. 3 en 4 behoren cot Num. 13 , en zyn naar rato
k l e i n e r , doch ook fraai geringt.
Die van Num. 5en(5zyn weder van eene anderen foorc. Alle
• d e z e en meer dicrgelyke foortcn worden in de medicynen geb
r u y k t , waar van wy reeds by Num. i gefproken hebben. Zy
w o r d e n by de Indianen de jonge kinderen aan den hals gehanf^en,
om daar aan te babbelen , op dat zy zonder imerten en ligterTiunn
e tanden bekomen. Hec is aanmerkclyk, dat , als men deze zwaaip
e n n e n in 't water lege , zy niet op den grondt vallen , maar
aanrtonds ais een pyl in de hoogte komen dryven, haar dikke boveneindt
boven , en' t dunile e indt , daar't op den appel vaßheefc
fe z e t e n , nederwaar t s hangende," zynde daar van de reden,dat het
rede boveneindt poreus en lichter,cn't dunile einde compakter
c n zwaarder is.
V E E R T I E N D E TAFEREEL.
Num. I. Grote Echionamhm zonder doornen.
W y vertonen hier drie vremde foortcn van Echionanthiiffcny
van eene byzonderc grootte cn maakfel , zo wel van onderen als
van boven, gekomen van dc Aliatifchfr kul len , cn bewaard wor-
Num. 3-
dende in hec iiyrmuncende Kabinet van den Wel-Ed. Gr. Aclub.
Hecre JONAS WITS EN, Schepen der ftadt Amilerdam , heb.
bende ons zyn Wel -Ed. , op ons verzoek, gundig toegeilaan , de
z e , nevens meer anderen rare ftukkcn , van welke in' t vervoltr
zal gefproken worden , van zyn Wel-Ed. te lenen , om ons ondeS
handen hebbend Werk met de afbeeldingen van de zelve te
verryken. Wy hebben ook ons beft gedaan om alles naauwkcurigly
k door eene künftige handt volgens de natuur in 't koper :e
l a t en brengen, en door de grootte alles voor 't oog bloot te legg
e n , het welk in 'c klein zo net niet kan gedaan worden.
Wy vinden van dit geflagt, dat uit veie foorcen beftaat, gedurige
verandering van fierlyken opfchik en gedaante , en dat'^zy
'c meelt naar de zee-üerren zwemen , geiyk niet alleen van boven
, maar ook van onderen te zien is.
D e z e , die hi er van boven verbeeld worde, mee een vyftakkiffe
f t e r , o p welker uiteinden een rond gaatje zie , heeft zyn bcgiii
uit hee midden van een cirkel-rond dekfel, of gewelfsel , dae ligc
u i t v a l t , als hec niet wel gedroogt is. Uit deze f ter-punten komen
weder witce , dubbelde, fter-ftralen voort, welker tufTchenperken
alle met grote en kleine wervelknopjes , met de buitenfchale
van 't dier vereenigt , gevult zyn, doch alle in leed-»
tjes verdeel t , om de buiging naar het fatfoente fchikken,in recht
e en kromme , kort e en lange leedtjes, of buicenfte fchaaldelen.
Ook vertonen zich hier de kleine gaatjes , daar de haairige ftekeltjes
in gezeten hebben,licht rood appelbloefTem-kleurig.
Num. 2 is de zelve van onderen , mee eene fterachtige verbeeldinge
, en vyf openingen in 'e midden , van gedaante als een
hulve maan. Verder Z^'H de ronde wcrvelknopjcs als peerlen,
die aan fnoertjes in neete order in 't rond zyn gefchilct, het weik
zich zeer fraai vertoont, fierlyk appelbloeiïem-kleurig, met Amethifc
of licht paars kleur over de fter-ftralen.
H 2 j^ynr. 3,
.ill: lï
ÜP'i;
\ ' i rifl
t r*
I j M i
l ' i l i f c t
s I
u i
iïil n
il
••il