T H E s A U R U S 43
E capitis anguftiparte antica duo prominent longa cornicula, quorum fimilia plura utrinque in ambitu
poltenora verfus fcnf.m breyiora extantia cernuntur. Tcfta fuperior , cujm poftica pars lador &
rotundata eft, verrucuhs, five tubercuhs admodum acuminatis, magnis, parvis, feitet. sLilibus quoque
horrent bm, pedum antieorum artieuli. At reliqui pedes Iiis earent. Superna faeies corallini eft rubons:
pedes vero rubedine dilut.ore mixta flavedo ornat. Superiori tegmini Conehul;. qua^dam quafi
Oftreorum atque vermi^culi adcreverê. Aldrovandus, L,b. 11, fag. i8i,eundem exhibetVupinum &
lub nomine fupra difto deferibit. ^^ ' ""
N u r n . 3 Ide 'm fup''i/ /•/us.
E egans hoc in fitii ejus eft facies. Cauda tenuis a rde contrada Ii^rct intra teftam yentralcm • os denticulis
plenum elt, mordendo atque comminuendo pabulo infervientibus. Cinerea flavedo banc fiiperficiem
ungit. Vcteres vana dc modo gencrationis horum Cancrorum commémorant : interim quum /es hxc ia
Oceano pemgatur, nec adeo patcat oculo hiimano,vix, nif, ex conjeaura, quidquam de ea did pcfTe
Num. Carreer fluvlat/l/s, f/ve Gammar/is, Amerkanns.
Antcnordcxtn latens pes info itx efl craffitiei atque magnitudinis, ut vel reliquis omnibus pedibus
totiquclimul corpon fere pr.rponderet. Siniftri iateris pes anticus, quartam duntaxat dextri partem
quans, mmores quoque pro rata forcipes gerit, purpurafcentes xqué ac pr.Tgrandes alterius Iateris qui
dcntibusgaudcnrcraffis latisque quafi molaribus, fe mutuo excipientibus, ut tanto firmius prchenfa retmerc
queant. Tefla fuperior dura, antcrius lata, pofteriora verfus in anguftum convercrk Oculi velutiarticu
ati^teltaccoannulo^minunstaberculis, globofis, fimbriato inclufi fic ab allifu defenduntur
a u i n & ab utroque horum latere ad medietatem usque, & circa fuperiorem atque anticam partem fimiles
cernuntur collicuh : inter oculos vero & os fpinx, dentium azmula:, prominent. Oóto pedes pofte
nores fcn^ fmguh ex ai^iculis conftruóti funt ; pr.-eterquam, quod & tenues valdeque acuminatos gerant
ungues. Graciles hi pedes poltici circa hnes trium articulorum admodum villofi funt. Partis fupern^e color
univerfim eft dilute rubro miniatus. ^
Num. Cancer mar mus, Uv'is, ßilcatus, Miens Orkntahs, rar'tßmus.
Cancer liic faturate rubicundus ex dilute flavo quam elegantiiÏÏme, marmoris in modum varieaatus eft
Tefta ejus luperior, pomi inftar globofa, liris quafi fulcatur. Capitis fuprema pars tuberculis tanquani
margaritis, Coralhni niboris, ornata eft. Os quafi icuto tegitur: protubérantes oculi, infta/cryftalli
pellucent. Odoni pedes, plani, e fenis finguli conftant articulis, acute definentibus, uncrue carentibus'
quorum extremi pilis hifpidi funt. Pedum pars lupina itidcm venufte variegata eft, uti doifum. Praeter
memoratos odo pedes bini adhuc pedes antici adfunt, breves, forcipibus muniti, qui mbcdine Corallina,
atque
hec finalle hoofdt vertonen zich twee lange nitdcl-cndc punten,
als horens, diergelyke ook rondom aan weèrzydcn ge;^icn worden
: maar dezelve worden naer achteren toe allengskcns klein
e r . Het bovendekfel, dat naar achteren toe breed en rond uitf
ezct is, zit vol, ten dele grote, ten dele kleine, wratten, of
e u v e k j e s , die heel puntig en fcherp zyn ; gclyk ook twee leden
van de voorfte poten: maar alle de andere poten zyn daar van bevryd.
De koleur van boven is koraal rood; maar de poten zyn
vvac lichter rood en geel. Over de bovenfchaal zyn eenige klein
e oefterachtige fchcipjes en wormcjes gegroeit. Men vindt de-
;cc zee-krab by Aldrovandus ^ Lib. / / , fol. van onderen verb
e e l d , en onder den naam van Ucrchelkrab b eich reven.
Num. 3- De zelve Zee-krab van onder •en.
Dezelve maakt hier eene zeer fraaie vertoning. De fmalle of
dimne ihart is digt in zyne hiiiklchaale beiloten: dc bek zit vol
tandcjes, waar mede zy hur. vocdfel by ten en breken. Dc koleur
van onderen is afch-gecl. De oude (chryvers fprekcn zeer vericheidenilyk
aangaande hunne voorttclinge; en naardien dezelve
in dc zee gefchiedt, en alzo door het mcnfchelyke oog niet wel
is na tc gaan, kan niet dan by gilling daer van gdproken worden.
Num. 4. Byzondere foortvan J-f^eJl-ïndifche Ri^
v/er-krab.
D e voorflc rcgrer poot van deze krabbe is ongemeen dik en
g r o o t , zo dat dezelve niet alleen veel zwaarder is dan alle dc andere
poten, maar zelfs dan het ganfghe lyf. De linker poot,
zynde wel dnc vierde kleiner dan de regter, heefc ook naar mate
veel kl^siner nypcrs, en is, gclyk de regeer grote, paarsverwig:
de tanden aan dc nypfcharen zyn dik en breed, als kiezen, die in
malkander (luiten , om het geen zy vatten wel te kunnen vaft
houden. Het bovenilc dekfel, of fchaal, is hard , van voren
b r e e d , cn loopc van achteren fmal toe. De oogen , die als leedtjes
zyn, worden in een fchaalachtigc kring , met kleine ronde
heuvelcjes geboord , voor het kwetfen bewaart. Ook zyn de
zelve aan wccrzyden op de helft , cn van boven vooraan met klein
e heuveltjes verliert; maar tulTchen dc oogen cn den bek ziec
men fraaie doornen, als tanden. De acht achterpoten beftaan
ieder uit zes Icedtjes, behaiven de puntige, dunne, nagelen; en
d c dunne achcerpoccn zyn aan de drie uiteinden der leedcjes heel
niighaairig. Verder is de ganfchc krab van boven licht rood
menie verwig.
Num, j. Zeer rare Ooft-Ind/fcheZee-krab,
Deze fchoone, hoogrode, met bleek geel gemarmerde, zeekrab
is ongemeen fierlyk geceekent. Het bovenfte fchaal-dekfel
IS zoo rond als een nppei, cn gelyk als mee vooren. Het hoofde is
van boven met koraal-rode heuveltjes, als pcrekjes, bekleed. De
bek is van voren als mee een (childt bedekt; en de uitpuilende
oogen zyn geheel doorlchynend en klaar, als kriftal. Zy heefc
achc platte poten, alie uit zes Icedtjes beftaande, die puntig eind
i g e n , fonder klaauwcn, zynde de laacfte leedtjes ruighaairig.
Alle de poten zyn van boven mede fraai gemarmert, gelyk hec
bovenlyf. Behaiven de gemelde acht poten zyn 'er cwee korte
v o o r p o t e n , ^ m c t nypcrs, offcharcn, fchoon koraal rood, en met
^ 2 puncjgc
? I'
m