a i l
; î ì l i
•í -.i:
n í ' i l
;rí>.
'11
Í 1
1 0 4 . V E R V O L G VAN NS B E S C H R Y V I N G
§ • ST
u . Nu volM de tweede dezer zeldzaame Vlinders. Deze is
XVIII.
Hg. 3. Een ongemeen fchoone Celadon-groene Vlinäcr, hehoorende tot
de der de ClaJ]e der Nachtvlinders*.
D e buitengewoone groote vleugels, en het duiine lyf, van dezen fchoonen
Celadon-Vlinder geeven te kennen, dat hy tot de derde Claffb der Nachtvogels
behoort, en gevolglyk uit eene zogenaamde Spanrups voortkomt; welke
ikookdopr den tyd, zo vsel als de Rups van den voorften Vlinder, den Liefhebberen
der Infeften nog hoope onder 't oüg te brengen.
§. 6.
In de derde ClalTe der Nachtvlinders van 't Eerfte Deel, hebbe ik alrede zcdanigeen
groenen Vlinder, in zyne gantfche verandering, befchreeven, en op
Tab. XII. Fig. 3.t in afbeelding vertoond; doch dat dezelve, gelyk ook die
van Tab. XIII. Fig. 4.§ welke insgelyks groen is, van den tegenwoordigeii
gantfcb onderrcheiden,en eene andere of kleinere foort zy , zal een iegelyk, ook
zonder myne waarfchouwing, ligtlyk ontdekken; des hy dezen, niet my, voor
eene der grootile foorten van die ClalTe zal houden. Midlerwyl is hy, onder
deze drie groenen, niet alleen de grootfte, maar zyne fchoone Celadon - groene
koleur, waarmede zo wel zyn voorlyf, als ook de vier vleugels op de bovenvlakte
pronken, maakt he.ii teffens tot derzelver fchoonfle foort. Het lange en
fmalle achtcriyf vertoont zieh meer wit, dan groen; en zyne beide eenigzins
dikke en fpits toeloopende .Sprieten zyn geel; doch de oogen donkerbruin. In
den fchoonen groenen grond der vier vleugelen vertoonen zieh wyders, behalve
eene overdwars niidden doorloopende witte en fmalle kronkel-linie, geene andere
cieraaden; alleenlyk zyn de vleugels aan den buitenrand nog met eene
finilhceft
hy den Naam van PaptUönaHa Ma-
, bekonicn. Eenige Liefliebbcrs noemcn hcm dea Grooíen Meer-
K L E E M A N N .
> In Linn Syß. Nal. p. 854- /p. 225- Wu/.
jor, de Groote Dagli.
Gruíiliíig.
t Deze Spanmeeter-Vlinder wordt van eenige Liefhebbers de Sioute Grünling genaamd.
K L £ E M A N N.
§ Deze kleine Spanmeeter. Vlinder, heet in Lìmi. Syfl Nat. p. 8ÌS. fp- =30 Vt-idata, (het
groene Linäje;) in Fabricii 5 E-P- 6^0. No. 3. Phal Ceom. Ftrnaria, {het toorjMrs
yogeltje:) in Müllers Fauna Friedrichäal, p. 51. No, 454. Ulrigaia i doch by eenige Lief«
hcbbcrs de Kleene mtle gebandeerde Grünling. kL£EMAMN.
DER R U P S E N EN V L I N D E R S . 105
fm,1Ie bleekseele bezoorning voorzien. Gelyk nu deze weinige cieraaden van TA.
» z e n VHndfr i 4 t onaangenSam voorkomen, zo zal hy ook eener Verzamelinge XVIII.
van Vlinders tot geen gering cieraad dienen.
De kleine P A E R L E M O E R - V L I N D E R zonder Paerlemcer;
uit het koolzwarte Boornrupsje, met eene ret Witte punten
ter wederzade, voortkomende, en tot äe eerfte CloJJe der
Dagvünders behoorende*.
Wanneer ik hier vooretis in dit IV-k Deel op Tab. XHI. het tot de eerlle
Chlfe der Dacivlinders behoorende koolzwarte Doornrupsje, benevens zyne op,
i n Z T i ' en IM iHg. in afbeelding vertoond, en vervolgens belehreeven hebbe,
l ' k t e i k i n l . 8. bekend, dat de daaruitgekoraen Vlinder my ontvloogen was
San dcwyl ik denzelven «aderhand weder uit zyne Rups geteeld hebbe, zo zal
ik ihans de overige ruimte dezer XVIllic Tab. met deszelfs afbeeldmg vullen,
en die uu befchryven.
§. 8.
Men ziet dit Vlinderije in de 4<i'= F'S- ¡n «ene vliegende g e i l t e ; en als men 't F.g. 4-
met aardacht befchouwt, zal raen bemerken, dat het van den Vhnder, op de
\111 L Tab Fi" 6 affebeeld, meer onderfcheiden zy , dan ik m dien tyd
nieende- toen ik zeide, dat dezelve niy ontvloogen was, en ik 'er derhalve weinio
van wift te zegeen. De grondverwe der vier vleugelen toch is by den tegenw
L d i g e n , over 'taliîeraeen, niet zo fchoon oranjegeel, als aan den anderen;
vallende mèer in 't bruinachtige. Wyders zyn deze vleugels met meer te zaraenhansei
de Vierkante, zwarie vlakken beftrooid, en met grover aderen van aezelfde
koleur doortoogen, en in den ondervleugel is, omtrent den buitenrand,
een dwarsiirecp van eene rei heldere ringen, met zwarte punten,te zien. Voor t
overiae komt hy, zo wel aangaande de witte uicgefehulpte bezooming zyner
vicu-elen als ook de grootte van zyn lyf en de andere deelen, met den voorfchrleven
volkoraen overeen. Gemerkt nu ook de ondervlakte zyner vleuge en,
ten -anzienderkoleuren, vlakken en punten, aan die van den anderen volkomen
gelyk is, zo hebbe ik het overbodig geoordeeld, hem hier op nieuws m
die gellalte te vertoonen. O 3 ^^
» Ceie is «ne byfoort van de Cto.'« s by de Liefhebbers bekend onder den Naam v.t>
' ¡'•''fi^'''- KL £ 1 M AHN.
ii'i '
« I I
lipl'l
f.ofc:'!
¡ i l S i f j
Ü l l l i v ;
' • j ' i i S f e