ÍW:
-í
A A R D K E V E R V A N DE
Een VLINDER van die hyzondere foort der Indtaonfche
Bagvünders, ivelken lange e..n. f^m alle vleugeh,
en een teder fmeedig lyf hehben*.
Tnt
Fw
. Deze Vlinder hecft, in alle zyne vier vleiigelen, tamelylt groote doorzichti-re,
bnimbezoomde, onregelmaadge vlakken. In den boven-of voorllen vleiwel t m
er dne, en m den achter-of ondervleugel twee te zien. Ik hebbe heni op zodanig
eene wyze afgebeeld, dat zyne ondervlakte ons voor 't ooo- kome tcr
oorzaakc, dat de ondervleugels, aan den buitenrand in den donkeren Erond
derwyze met witte punten bezet zyii, dat liet fchyne, als of ze met een fiioei
1 aerlen bezoomd waren. Ook vertoonen zieh eenige diergelyke punten aan den
buitenrand der bovenvleugelen; en men ziet'er insgelyks eenigen by derzelver
inleding, mitsgaders op liet voorfle cn aehterfte deel van 't lyf. -
De kleine hleekgeele en witte VLINDER, met hreede
hruinhezoomde vleiigelen; behoorende tot de
tweede Clajfe der Dagvlinders.
Tab. III, Alhoewel 'er onder de Indiaanfehe Vlinders veelen zyn, die de onzen in
Ps. 4- grootte, verre overtreffen; zo ontbreekt het nochtans, in die zo wyd van'ons
afgelegen Landen, ook niet aan kleiner foorten. Deze kleine Vlinder, op Tab.
III. Fig. 4. afgebeeld, kan tot een bewys hier van verftrekken; en beneden is
'er nog een te zien, welke mede onder de kleinen behoort. Aan den tegenwoordigen
is de grondverwe der bovenvleugelen zwavelgeel, en die der ondervleugel
e n w i t . Vermits 'ernu, behalve deze beide koleuren, nog rondsom den rand
dervleugelen een bruin cieraad, en in de bovenvleugelen buiten diep nog een
oranjegeele flreep gezien wordt, zo maakt de bovenvlakte van dit Idein Schepzeltje
daardoor eene fraaie vertooning, als uit de naauwkeurige afbeelding van 't
zelve duidelyk blykt. De ondervlakte van dit Diertje is daarentegen alleen wit
s n geelachtig.
•
í De lieaUniMm noemt hem 75Í. fp. 64, Pap. E<¡u. Hei. Pßiii. Cujavir. Zomervogeli
Nmiphenvogel, ;Er zyll mecr igdauigc fmalgevkugeldc Vlinders, ^ie den Nimphen Zfer ge,
KleemakN,