-••ill R
i "Ulii&
rtp |i)5»
BER RUPSESSf EN V L INDE R S . I I I
tmt ftaaiheid, met genoegen befchouwd hebbe, is my reets voorlang bekend TAB.XX.
geweeft; maar de Rups, integendeel, is my tot in 't voorige jaar onbekend gebleeven.
Dan, dewyl 'er eene groote menigte van groene Rupfen is, welken
nlec zo zigtbaar onderfcheiden getekend zyn, dat men ze in den eerilen opflag
zoude können onderfcheiden, kan hec zeer wel weezen, dat ik ze reets dikwyJs
gevonden, maar voor eene my bekende foori gehouden, en bygevolg de afbeelding
onnoodig geöordeeld hebbe. Eindelyk echter, berichcte my de Heer KÖRNER
uit Frankfort, dat hy my drie zodanige Rupfen, van onderfcheiden grootte
en ouderdom, toezond; waaruit de op onze Tab. XX. afgebeelde Vlinder, met
de Witte dwarslinien en punten op zyne bovenvleugelen, voorikwam; en dat
deze foorc van Rupfen doorgaans, in de Maand Augußus, op de Wilgen te
vinden is. Ik ontving deze drie Rupfen op den i8<icn der evengenoemde Maand
des jaars 1756. Doch eene derzelven, die waarfchynlyk de grootfte geweeft is,
had zieh alrede op, de reize ingefponnen; en was in eene Pop veranderd. De
kleinfte moet onderwege fchade geleeden hebben; doordien ze voor de aankomft
reets geftorven was. Maar de derde was nog in haare Rupfengeflalte en volkomen
gezond. Ze nuttigde des het voeder, dat ik haar gaf, greetig; en nam
dagelyks toe in grootte, tot dat ze eindelyk de ile/Vg. onzer Tai . XX. vol-%- rkomen
evenaarde; zynde in lengte niet boven anderhalven duim. Dat echter
ook zommigen dezer Rupfen grooter worden, befloot ik uit de Pop, waarin de
eerftgemelde reeds veranderd was; alzo deze merkelyk grooter wäre, dan die
gene, welke ik uit de leevende Rups verkreegen had. Doch, op dat het anderen
Liefhebberen der Inleflen niet zo als my gebeuren möge, en zy deeze Rups
naauwkeuriger leeren kennen, zal ik dezelve thans, met alle haare kentekens,
oinftandig befchryven.
S- 2.
Haare grondverwe is Over "talgemeen fchoon geel-dof-groen; en in de ver- ^
diepte inkerving van alle de leden of ringen is ze, met fnialle geele reepjes of
zoomtjes, vercierd. Over 't midden van den rüg, en zo ook aan beide de zyden,
loopt 'er, van den kop af tot aan het achtereinde, door alle de ringen heen, cen
donkerer ftreep, dan de grondverwe; en de zydeftreepen fchynen verdubbeld te
weezen; nademaal zy van boven met eene heldere draadlinie gepaard gaan. De
luchtgaten, ter wederzyde llaande, gelyken zo veele bruine punten. Tot deze
kentekens behooren ook nog, als iets byzonders, vermits de overigen allen groenen
Rupfen gemeen zyn; voor eerft, een achter den kop llaande zwarte dwarslireep;
ten anderen twee zwarte boven in denzelven ftaande oogvormige punten ;
alsmede een daar tulTchen gezien wordende ftreep van gelyke koleur, die den
P 2 kop
van DuitfchknJ, niet ondcr de zeldzaamen gcteld möge worden. is het echter zeker, dat hy
in vericheiden Landftreeken ondcr de zeldzaamften behoort; zelfs in zuike plaatietl, daar hy
anders redelyk gemeen, doch in eenige jaaren geheel niet te vinden is. Hy mag deihalven de
waardy van cen Ducaat wel behouden.
K L E E M A M N.
rttti^s