ü"
b e r R U . P S E N EN V L I N D E R S. Si
í i l :
í í.'ljfjj.piili'i::
TOM. IV. IX . dezen Vlinder heeft cene donkerbruine grondverwe; en op ieder zyde van 't zelve Ta«.
ziet men, boven de inleding der boveiivleugelcn, cen paar eenigzins gcboogen vin.
ftreepen, die zieh vooraan met elkander vereenigen. De boveiillc is geel en de
ondcrfte wit; en die beiden te zamen omiluiien nagenoeg de donkere ichouderbladen.
Beide de oogen zyn groot en roodbruin van koleur; en boven dezelven
z i e t men ter wederzyde een breeden Witten llreep; die zieh met de beide vooriiitlleekende
kopdeelen, van gelyke koleur, vereenigt; en tuflchen deze twee
laatften zit de opgerolde fliirp of zuiger verborgen. De beide Sprieten, of zogenaarade
Voel-armen, zyn knodsvormig; en hebben a.in 'c vooreinde eene
kleine nederwaarcs geboogen zwarte fpits; voof't overige zyn ze bleekgeel; en
zo ook de hairen, welken aan de bovenfchenkek der zes Witte en tedere pooten
gezien worden.
De glaclde gnene R u p s , met den bruinen Kop, met eens
ivitte afgebrooken ruglinie, geele punten, en diergelyke
zyde-linie, die op ver febei den Gewajjen aafl, en tot
de tweede ClaJJe der Nachtvogelen behoort;
benevens haare verandering in een fchoon
getekenden Nochtvlinder *.
S . I.
7 k h e b b e a l rede me e rma a l s gezegd, da: 'er onder de menigvuldige groene Ta b . IX.
J [ R u p f e n , waaruic N a c h t v l i n d e r s v a n d e tweede ClaiTe voorckomen, veelen
g e -
• Deze wordt by i í««<í»í («íyA Nat. pag. 854,às. Agaatvleugeh 1 3 2 . Phal. No£t.) g e i i o e m d , Metkulofa. de eenvouvodige Drieboek. De Af b e e l d i n g der Rupfe, welke de Heer Röfel
h i e r , naar eene ontvangen Afbeelding, van den Heer Dr. Med. Georg Jacob Gladbach, u i t
F r a n k f o r t , mededeelt, gelykt de natuurlyke iiiet veel, vermits h y xe niet naar een origtneel,
maar naar eens ander s Afbeelding gemaakt heeft. Tenbewyze daarvan, 2,al i k 'er, in myne Byvoegzelen eène Afbeelding, naar de natuur gemaakt, van geeven, ea dezelve, met h¿re
g r o e n e en geelbruine kol eur en, vertoonenj merkende voortegenwoordig alleen nog aan i dat
l e met fchuinsloopende ftreepen over den gantfchen rüg getekend is. Zy behoort onder de
f o o r t e o , die overwinteren, en is van Maart tot in de maand Augußm t e vinden. Uit de
^ . ^ugufius
. , , i gcbooren, uit welker Eieren de Rupfen
y o o r t k o m e n , die m e n m den laaten Herfft , cn na den verloopen Winter nog aantreft. In den
jaare 1763. waren zy 'er in menigte^ doch federt z p ze niec nreer zo 07ervloedtg te vinden
geivceft. Zy eeten byna allcrhande Keuken - k r u i d e n , ook Brandenetels, Duizendblad, en
n o n d e r d andere k ruiden, zo wel als de Haderen der Rooz e f t ruiken, der Amande lboome n ens.
K I . E E M A N N.
•iliiSliiiJfi ••
I '' '
10'.