i
'Mm I
176 V E R V 0 L G VAM DE B E S CHR Y V I N G
Tin. feft tot de tweede ClalTe der Dagvlinders behoort; zo kan ik 00k vermoeden
XXXI. dat de Vlinder, dien ik in' t Dcidc; Deel op de XLVl l e Tab. Fig. 4 en 5. af!
gebecld Iiebbe, en dien ik- opgeeve als een Vlinder, wiens Rups en Pop my
o n b e k e n d z y n , niiflcliien die gene is, welke uii deze Rups voortkonit. Het ij
Dog mogelyk, dat ik, in hec voigende jaar, in llaat 2al zyn, om 'er nader bericn:
van niedc te deelen.
Degroenachtig-geele Rups, met afgefcheiden zwarte ftreepjes;
ben evens haare verandering in een Flinder*; behoorende
tot de t-iueede Clajfe der Nachtvlinders.
§. I.
TAH. I^Ihoewel rayne zieke Licliaams gefteltenis ray niet meer toclaate, de In-
XXXII. feilen met dien zelfden lull, als voor dezen, op te fpooren; zo moedigt my
nociitans de gunllige toezending van verfclieiden Liefliebbers meer en meer aan;
des ik, byaldien de Alierliooglle my een nog langer leeven vergunde, myne
A f bedding en Befcliryving der Infeften, nog een lyd iang, hoope voort te zetten.
Op den 23 ^agi i/t e dezes jaars 1758. liebbe ik de eer geliad, van een
Brief van den Heer Z imme rma n uit Uhien in' t Lunmburgfche, te ontvang
e n , met byvoeging van verfcheiden zeidzaanie gedroogde Viiliders niet allcen,
maar
iM;
(kfl
ill'-'
I 'J
* Dcic Vlinder hect in Linn. Syji. Nat. pag. 842. fp. 121. Phal. Noit. Promba, dc Huis-
Moeder, de Loopsr. Dezc Nac lit vlinder hecft uog eenige byioorten, waar van ik eene bruine
met haaie Rups, in m)T\e Bjvoegzelen , oijder't oi>g z.al brengen, Ichoon my 00k de anderc
foort van Rups onbekend mogte bl'yven. Men vindt dc Rups zelden by den dag buircn dc
aardej ze ligt djn gcmecnlyk gantfch Itil in deceive 5 konit 'er eerli uit te voorfchyn, na dat
de zon ondcrgegaan JS, en begeeft zich dan op verfcheidcn planten, met wclker bladcn ze
zicb gencert. In't begin van dcu Herfit is ze nog klem. maarop het eindc bykans volwairen.
Den Winrei over, vcrbergt te zich in de aarde, en komt dan ia' t voigende Voorjaar in de
. fchemering ten voorichyn, lot dat ze in eeuen Vlinder vei-andert. Dezc Nachtvl ndcr is in't
gaan en viicgen leer ichiclykj en houdt lich gaarne in de Huiien en byzondcr in Oude gebouwcn
op. Wyie dc beroemde en z.eer uitmuntcnde Inieiien - waarneeracr, de Heer Baiotl
Degeer m Znjoeden , h-cft dezelvcn dikwils, zelfs des Winters, leveudig 'er in gevonJen.-Hy
vennoedt dethalve, dat z,e 'er lich in ophoudenj niaar waagt her niet, om icts bepaaldlyk
van de leogie des leevens dezer Vlinders te z-eggen. Zie het llic Deel van 2,yne in 't Hoog-
. duitlch overgezette Vohaiideling, tot de gelchiedenifle der infc<ibeir. Q^arieel, ¿de Ver«
handelingi pag. 87. Doch ik houde dieigelyke Vlinders, welken men des Winters Jevendig
ODCmoei, voor gcciie overwintcrde, roaar voor auikcn, waar van de Rups reeds in dcnvoor-
• gaanden Heifii in eene Pop veranderd isi waar uit dan diergelykc Vlinders, vvanneer het, zo
- ais meermaals gebsurt, des Winters zagi Wecr is, voor haaren ty^ uitgelokt wordeu.
K l e e u a j ^ K .