' 1
,1'ii:
f ! M
, ' p ' i r ^ l
i s
18+ V E R V 0 L G VAN DE B E S CHR Y V I N G
Tan. ftaan, van welken de drie grootften, m'tmidden, eenwitpuntje hebben. Dat
XXXm. wyders de bovenvleugels, behalve de zwane oogviakken, aan den uiceiflen
bruinen hoek ftaande, die met een geelen ring onigeeven is, en een wie punije
in 't midden lieeft, nog in den okergeeien grond veele heldergeele Vierkante
vlakken vertoonen, is in de afbeelding duidelyker ce zien, dan ik het met woorden
zou können meiden. Het lyf, de kop en depootenzyn, in maakzel en
k o i e u r , geiyk aan den voorigen Vlinder. Voor 't overige wenfeii ik niets meer,
dan dat ik 00k in itaat möge geiteid worden, om de Rups en Pop dezer beide
Viinders te können ai'beelden en belehryven.
De gefpikkelde groene Rups, met eene oranjegeele ßaartfpits,
en twee witte zydelimen; waaruH de kleine Flindet-, met
doorzichtige vleugelen, in het Der de Deel, Tab. XXXyilL
Fig. 2 en 3. te zien, voortkomt*; benevens haare verandering
in eene Pop; behoorende tot de Eerfle Cloffe
der Nacbtvlinders.
§ . I.
T A B .
. M yn waarde Vriend, de Heer FOSZLI uit Zürich, aanwienik, we-
XXXIV. gens reets verfcheiden nieuw ontdekte, en ray gunilig toegezonden, Rupfen en
andere Infeften grootiyks verpliclit ben, beeft my 00k in't vergangen jaar 1758,
in 't begin van OCtober , met eene dubbelde naauwkeurige afbeelding dezer
tegenwoordige Rupfe, niitsgaders met eenige leevende Poppen derzelve, in haar
byzonder Spinzel, en met eene nevensgaande befcliryving daar van, vereerd.
] k oordeeie iiet derlialve ten booglle biliyk, niet aiieen iiem hier mede openiyk
dank te zeggen; maar ook den Liefhebbers rayner Werken eenigzins te laaten
deeien, in het byzonder genoegen, dat ik daar in vinde.
i P l i i f *
i Iki •1(1,1
m;'
i
i :
D e Poppen leeven thans, terwyl ik dit fchryve, naamlyk den 16 Jmuary
1 7 5 9 , nog meerendeels, en zyn frifch en gezond. Ik hebbe den byzonder kleinen
Vlinder niet doorzichtige vleugelen, die uit deze Rups gebooren wordt,
alrede in het Derde Deel , op Tab. XXXVIII. Pig. 2 en 3, onder \ oog gebragt,
i» Deze in het Derde Deel op Tab. XXXVIII. Fig. 2 en 3. afgebeelde Nachtvlinder draagt, bf
Limixuu in zyn ij/?. Nat. p. 803- iP- =8. den naam van den Sphinx Fucifirmis; en woidt
iödei-s ouk de Hommel-Madt gcnoeind.
' i ' M i i i
I i i i i i
i -11!,i
vi.
^ • • f l
f f Iii
I i i