U L , 1
•'fj^
V'T •
'S
M
i • I 3
r , • -Ii
: ' -«! i-r
46 V E R V 0 L G VAN DE B E S C M R Y V I N G
S. 6.
Tah.vü Raakendc iiu den Vlinder dezer Rupfe, dezelve behnm-r r«, ,„ j
cn vm. Cläre der Naetol tadep, gelyk de gefteLnis . yn« d e e l t g e U e g X u Ä
eil gevolglyk hebbe il; niei gedwaald, toen ik deszelfs Rups op 7'JA T XVIII
pag 339 van myn derde Deel onder die Claffe ftelde. De sde
V l l d c y ^ vertoont het Wyfje vai, dezen Vlinder, en de A d e ^ ß / f j , S
neye; dan beiden verdienen ze, zo wegens hunne zonderling^ verfcih'eideXid
a^suidioofde van himne prächtige vertoonmg, eene naaawketiriger b e f chouS
Het Wyfj e F,g. 3. heeft eene okergeele grondverwe; het Mannetje T |
daarencegen donkerer van grondverwe, en fehoon oranjegeelbrun; t?o'utns
deze grondver^ve IS zo wel aan 't Mannetje als aan 't Wyf je, nu h Ide™ da„
donkerer. Doeh fehoon 'er ten opziehte van 't geflacht, een onderfehe d in de
koleure befpeurd kunne worden, is 'er dit echter het eenigne kentcken ni^r vnn^
want, behalve dat het Mannetje veel kleiner valt dan 't w l f ^ f c ™ v e dZ
neraehterlyf heeft, zo is het 00k met gantsch andere, breedcre en Z l LTr'
vormige Spneten voorzien, dan t Wyf je. Doch het fchoonlle, aan beiden
meen, en aan dit flach mzonderheid eigen zynde Keiitelsen, beftaät in vier g ooTe
donker Violetblaanweoogfpiegjls; wellten eenebreede, gantsch zwarte e f byS
ronde bezoomuig, cn in t midden een byzonder wit pnnt of teken T,
Velgens de pdachten van den Geheim - Raad l U « ' ¿ ' " .bf c e n N a ^
• myns oordeels beter by ecn \Jetangel vergeleeken kan worden. In iede°r der ™er
vlengelen van dezen Vlinder ftaat zodanig een violetblaauwe oogfpiegel • en daar
door verkrygt deze rvachtvlinder, boven veele andere foorten van Naehtvlinte
der tweede ClalTe, eene byzonder prächtige vertooning. De overige" S e n
der vier vleugelen bellaan by 't Äfennetje, 4. f , eene breedTerdSe?
geelbrume bezooming, met zwarte ftippels; eindigende met een fmd, eenigziS
fyn gekronkeld, en veel helderer omboordzel. Verder is die bezooiniro- ®b nncnwaans,
door eene zwarte linie van den overigen grond afgefcheiden^-'d^h
deze linie is in de ondervleugelen breeder, dan in de bovenrten: -in welken onk
naardenvoorkant, de grondverwe, omtreutde oogfpiestels, iets helderpr
Ichynt. Dit alles kan insgelyks gezegd-worden va1,\leSieugek van Ä t
Ä g 3.; inet dit onderfcneid echter, dat niet alleen de grond?ervve, maar U t
de daar m zynde eieraaden bleeker van koleur zyn; dat de bovenvleugels, aL
hunnen biiitenften rand, die aan een byna tweemaal breeder boordzel ftnat p-een
byzonderen Zoom hebben; en dat de binnenlle donkere onderfeheidings'linie vai.
dit boordzel helderer en meer violetverwig is; waartegen men aan de ondervleugelen
een donker okergee zooratje befpeurt. De pootcn, van welken wv 'er in
d e z e j d e vier ontdekken, zyn geelaehtig-wit; en de Sprieten, welken
hier taerkelykdunnei-zyn , dan aan 't Mannetje, vertooiien zieh aan 't büiteneinde
bnnnrood, en by de inleing aan den kop wit. De rcets boven Van nly
aangehaalde Vriend yan die my verzekert, dat hy de Rups van dezen
Vlinder, 00k vleeschverwig, op het loof van e e a wilden Appelboom gevonden
heeft,
i l l ä f
p S v i . r .
fei'Vf.-
fcili !