ìà
Ffif'i;'
T O M . I V . i l i . X.
^cit et eicc.
d e h R U P S E N nN V L INDERS . 57
vanweek tot week, nieiiwe Rupfen, mitsgaders verfcheiden my nog onbekende TAB. X.
Vliiiders, en andere Inleften ontvangen. De nieeilen dier Rupfen kwamen,
met haar bygevoegde noodig voeder, niet alleen naar wensch leevend over;
dan ik had ook het vermaak, van dezelven gelukkig ter veranderinge te brengen;
zo dat ik niet flechts genoeg aftebeelden, maar ook een tamelyketi voorfaad
liadde tot nieuwe Uitgaven; welken nu, zo als ik ze ontvangen hebbe,
van tyd cot tyd zijllen volgen. Ik houde my hiervoor aan mynen dienftvaardigen
Vriend ten hooglle verplicht; terwyl 't my teiiens ten uiterfte aangenaam is,
dat ik den Liefhebberen der Infeflen ook van dezen een naauwkeurig bericht
kan niededeelen. Hy verzekerde niy, dat hy eerll voor ecnige jaaren, door't
leezen myner Hißorie der InfeCten, tot het onderzoeken dezer Schepzelen aangemoedigd
was; en door eigen viyt eene talryke menigte van Inlandfche wel
bewaarde Vlinders verzameld had; die zo volmaakt waren, dat men 'er niet het
minlle letzel aan befpeurde. Dit bleek my ook inderdaad aan die genen, welken
hy my overzond; dewyl ik niet waarheid zeggen kan, nooit ziiiverer en
netter opgelloken Vlinders gezien te hebben; gemerkt het anders iigt gebeiircn
kan, en veeltyds gebeurt, dat een Vlinder, hoe voorzichtig nien beni behandsle,
een Sprietje of Pootje verlieze, of aan zyne Vleugclen gefchaafd worde, gelylc
ik meermaals gezegd hebbe. Edoch, fchoon hy zo gelukkig geweefl: wäre, vau
in een körten tyd zulk eene menigte te verzamelen, dat 'er, aangaande de Inlandfche
Vlinders, niemand in Frankfort hem evenaaren konde, zo ontbrak
hein echter nog de van my afgebeelde ert befchreeven Doodshoofa-ninder mitsgaders
de Vlinder van de Oleander - Rups, die beiden tot de eerfte ClalTe der
Nachtvogelen behooren.
Van de verfcheiden Rupfen nu, welken ik van dien waarden Vriend en Begtinfliger
ontvangen hebbe, zal zy, die by my 't ceril in eene Pop, en vervolgens in een
Vlinder veranderd is, hier den voorrang hebben. Wy zien dezelve inde ifteft'»-. % . i.
orna Xic Tab. Haare hooglle lengte beloopt, zo ik vertrouwe, weinig meer
dan een duini ; dan ik dm-ve dit met geen zekerheid bepaalen, om dat ik haar
iiooitgantsch uitgeilrekt, maar altoos te zanien getrokken en eenigzins gekromd
gezien hebbe; ook was het, als ik de Rups had willen uitrekken, te vreezen
gevveed, dat de daarinzittende Vlinder 'er fchade by geleeden zou hebben.
Haar lyf loopt, van vooren naar achteren, allengskens dunner uit; om welke
reden ook de voorlle ringen der inkervingen ongelyk dikker zyn, dan de achterllen.
Op den tweeden ring naail den kop heeft ze een kort en eenigzins fpits
toeloopend iiitlleekzel, of liever eene Wratachtige verhooging; welke tot een
byzonder kenteken van dcze Rups, als haar eigen, kan dienen. De koleur dezer
Rupfe is doorgaande dof geelachtig-groen, en geeft haar eene fchoone gedaante;
ze is daarbj» gantsch glad, en zonder eenige hairtjes; hoewel men wille,
datze, in haare eerfte jeugd, hairig, en bruinachtig-geel van koleur zy; welke
H 3 II O .
iliiii:.