te plaatzcn; waarin ik my, n;iar myn vermögen, bevíytigd hebbe, een
alleszins geloofwaardig en volledig bericht desaangaande op te ílellen.
AUGUST JÖNAN RÖSEL VAN ROS EN HO F ftamt, in eene rechte
Linie, door een eerlyk en wettig Huwelyk, uit liet Ooftenrykfch oud
adelyk Gedacht der Kofels van Rofenhof: welk Geflacht zieh, ten tj'de
der Hervorminge, met achterlaating van alle Goederen, uit zyn Vaderland
begeeven heeft, en in het Neurenbergfche gebied, aanvangklyk
naar Herfpnick, geweeken is, alwaar het zieh nedergezet heeft. Twee
der Nakomelingen van dit gedacht , naamlyk de Gebroeders Wolf en
Frans Kofel, kwamen veiVelgens te Neurenberg; wierden aldaar ryke en
aanzienlyke Kooplieden, en hadden ook, ten tyde van Keizer Ferdinand,
hoogl. ged., te Wenen een Stapel - of Handels - Kantoor. . Het was deze
groote Monarch, die den ouden Adel dezer Gebroeders, uit aanmerking
van hunne en hunner Voorvaderen getrouwe Dienilen, aan den
Huize van Ooftenryk en de Keizerlyke Hofkamer, in Oorlogs-en Vredenstyden,
beweezen, op nieuw bevefl:igde, en als deed herleeven; naar
uitwyzen van het DipLma, in dato 4, Mey des jaars 1628. deswege
vervaardigd. Doch deze beide Broeders, en nog veel meer hunne Nakomelingen
, geraakten, door veele tegenfpoeden , alleng|kens in de
laagte.
Eén dezer Nakomelingen, ook Frans Köfel* genaamd, wierd een
Schilder,- en maakte zieh door zynen ongemeenen y ver en fraaie Konftftukken
zo beroemd, dat zyne Stukken van Dieren en Landfchappen nog
heden in de Kabinetten van groote Heeren pronken, en met verraaak
belchouwd worden. Onder dezelven flaat altoos de naam van Frans
IM fei van Rofenhof.
Deze Frans Köfel was de echté Grootvader van onzen Juguß Johan
Röfel. Hy liet twee Zoonen na, Pias en IVilbelm, benevens twee
Dochters. De oudfte dezer Broeders, Pius Köfel, wierd een Plaatfiiyder
en Glasfch;lder. Hy trouwde in den jaare 1699. met juffr. Urfula
Catharina Sebäll, Dochter van den Procureur des Stadsgerichts te Nertrenberg;
en dezen zyn de waardige Ouderen van onzen beroemden Konfle
* Deze Frans liöfd was, in 't jaar 1C2Ü, den Augii{íus,tc?rí?ira gehoorcn. In 't jaar
1643. leei-ae liy te Neuretiberg , by Baal Kolb, den 0.idcei , hec rdiildercTi, en (lierf
e i n d e l y k , na herhaalde reizen naaT VVenen, Hamburg, Hollanden Sa>:en gedaan ce
hehben . te Neurenberg di^n 6. November des jaais 1700, [3e l^oorl Keurvorilen van
Trier, Me?nz t^n leyeren, fcliaiccder zyne lionfl: zeer IIOO^Ü; zelfs befchonli hem de
Hertog van Iteyerea, Sigismund Albrecbt, Biflcliop van Freifingen, met eeaen Goudea
Gedcniipenning.
n i
üenw. —Wilhelm*, de jongfle, een halve Broeder van P«//, oefFcnde
de Schilderkonft; en deze is naderhand de Leermeeñer geweefl: van onzen
Jueufl Johan Kofel in die konft ; gelyk vervolgens nader blyken zai.
De voornoemde Pius Köfel wierd door haare Voritel. IDoorl. Augußa
Dorothea, toen regeerende Vorftin van Arnfladt-Schwartzenburg, en
gebooren Hertogin -im Brunswik-Lunenburg, te ^r»/?««'? ontbooden,
CT vervolgens tot Slotvoogd van haaren Augußenburg, naby Arnfladt
gelegen, aangefteld. Hier ter piaatze nu zag onze Auguß Johan Röfel
in 't jaar 1705. den 30 Maart, als het derde Kind zyner Ouderen, het
eerfte dagüclit; en had de eer, dat bovengemelde Vorñin, vergezeld
van andere voornaame Doopgetuigen, hcm zelve ten Doop hield. Eenigen
tyd daarna geraakte zyn Vader Pius, als Kamerdienaar, by den
Gemaal'dier Vorilinne, Anthony Gunther, den regeerenden Vorit van •
Arnfladt, in dienil; en 't leed niet lange of hy wierd, door hem, tot .
Opzichter der Bergwerken, te Goldßall, by Breitenbach, in het Thüringer
- Woud aangefteld.
Vermits nu deze Pius Röfel voorts geduurig meer op het platte Land,
dan in de Steden woonde, kon hy zyneKinderenniet, naar zyn wenfch,
in de Schoolen laaten onderwyzen; en moefl: dienvolgens dit onderwys
op zieh neemen. In de uitvoeringe daarvan verzuimde hy niets, om
zyn Krooft in de Chrirtenleer, het leezen, fchryven, tekenen en andere
nutte Weetenfchappen, naar zyn vermögen, te onderwyzen; waar
toe zyn derde Zoon, Auguß Johan, boven de anderen, eene byzondere
neiging liet blyken. Na verloop van 4jaaren, wierd onze Ä w Röfel,
weder naar Arnfladt te rüg geroepen, en aldaar in zyn voorig ampt gefteld;
doch na den dood van dien Doorl. Vorft, en de verandering der
Regeering, geheel van allen dienft verftoken. Deze omftandigheid viel
hem, by een aantal van ö tot 8 Kinderen, buitengemeen hard. Hy bleef
voorts, tot aan het einde zyns Levens, buiten dienft, en zonder inkomften;
waar door hy niet alleen tcn uiterfle in zyn Vermögen verzwakte,
maar ook in eene naare droefgeeftigheid vcrviel, welke de oorfprong van
eene langduurige en uitteerende ziekte was. Li dezen bedroefden toeftand
had hy nog het geluk, dat de Doorl. Vorfl:inne Weduwe zyne
iwee oudile Zoonen op Augußenburg by zieh nam. De oudfte leerde
aldaar de Hofdlenflen, kwam naderhand in Koningl. Deenichen dienft;
* * 2 wierd
^ Deze Wilbalm Röfel was een beroemd Dieren - en Frexfo-Schilder. Hv bevond zieh
dcn.meeften tyd op liet Laad by dezen of genen Ei lelman, en llierf teu laatüe tc
Merjthurg ongehuwd.