VI
ilapte; dat hera binnen 36 uuren gelukkig te Koppenhage deed aanlanden.
Onze Röfel was hier niaar weinig tyds gewceft, of ontving van zyne
Koningl. Hoogh., den Kroonprins, het genadig bericht, dar hy op hat
Prinfenhof zyne Wooning, en te gelyli da eer hebben zuiide, van voor
de Kroonprinfes te weiten. Menigmaalen gaven liunne Koningl. Hoogheden
hem de eer, van by hem in zyn Schildervertrek tekomen, eii
aanfchouwers van zynen vlytigen en fraaien Arbeid te weezen. Wanneer
zynaar't LuMot Hirfchholm vertrokken, moeil hy mede, zelfs ging
de gunft van deze hooge Perfonadien zo verre, dat ze verklaarden,
hem voor al zyn leven aan 't Hof te willen houden, en voor zvn onderhoudte
zullen zorgen. Dan , Ichoon hy deze Koninglyke aanbieding
met veel eerbieds erkende, zo dreef hem nochtans de begeerte, om
vreemde Landen te bezien, ennog volmaakter in zyne konil te worden,
al te fterk aan tot verdere reizen, om zieh aan dat Hof te verbinden,
Daarby kwam ook eene zekere ontmoeting, welke hy hier had, en die
hem byna het Leven gekoil zou hebben. Een dolle en moordzuchtige
Deenfche Matroos, naamlyk, viel hem, met een blank Mes in de
band, zo onvoorziens en fnel op het Lyf, dat hy zieh naauwlyks verweeren
konde; en maar even zo veel tyds hadde, als 'er noodig was om
in 't huis van een Vriend te vluehten, en dus het gevaar te ontwyken.
Hy verzogt des , na dat hy 2 jaaren in Dencmarken doorgebragt had,
van hunne Koningl. Hoogheden verlof, ,om zyn voorgenomen befluit,
van verder te reizen, werkftellig te mögen maaken. Dit verzoek wierd
hem genadig toegeftaan, mits dat hy een bekwaam perfoon, in zyne
plaats, bezorgde. Zulks gelukte hepi; hy vond een bekwaamen en wakkeren
Duiticher, die hem, .tot genoegen hunner Koningl. Hoogheden,
opvolgde. De Kroonprins befclionk hem daarop niet alleen met een
r.iimen reispenning, maar vereerde hem ook met een eigenhändig ondertekenden
Rncommandotie-oi Aanpryzings-brief, die in 't Latyn opgeiteld
was, en waarin hy, als Kroonprins van Denemarken enz. allen en
eeniegeldi, zo van ht)Ogen als laagen ftaat, beveelt dezen Auguft Joh/
m BJifel, by hem hooggeagt, als een bekwaam Miniatuur-Schilder en
Plaatlnyder, alleszins op zyne reistogten door hunne gewefflen, goedgunftig
te behandelen. Toen het vertrek van den Heer Kößl vaftgeiteld
WS, lagen 'er twee Schepen zeilvaardig, om over de Oöilzee naar Lubek
te itevenen Hy begaf zieh op het eene: dan de Wind was hem
voor ditmaal zo gnnitig niet a's dezelve op de reize derwaarts geweeil
was. Een hevige ftorm noodzaakte beide de Schepen tot tweemaal toe
vn
terug te keeren; zo dat het gene, waar op oms Röfel zieh bevond,
telkens tot aan 't Eiland Amak gedreewen wierd; dan het andere verlooren
zy den tweedenmaal reets uit het oog. Wanneer zy nu ten derdenmaale
met half wind van daar uit liepen, en ter oorzaake van dien ftorm
4 dagen op Zee gelaveerd hadden, wierden zy anderwerf genoodzaakt
het Eiland Jmak op te zoeken. Na de wederuitlooping, zagen zy nu
en dan de vlag van het andere Schipboven de baaren der Zeeuitfteeken;
en konden derhalven niet anders vermoeden, dan dat het hier of daar
op eene bank geitooten, en verbryzeld was. Op dit droevige gezicht
beiloot onze Röfel zjne reis liever over Hamburg te neemen. Ingevolge
hier van ging hy, weder te Koppenhage gekomen zynde, van daar met
de Poil over de groote Belt door Finland, en over de kleine lielt door
het Holfteinfche, naar Altona, en van daar naar Hamburg. Hier zynde
was zyn oogmerk eene reize naar Holland,oinwaltalie te onderneemen;
maar eene hevige ziekte, die het begin van eene koorts fcheen te zyn,
doch eerlang met een llerk Neusbloeden overging; mitsgaders het gerucht,
dat 'er in de laatfte Landftreek eene befmetlj ke ziekte heerlchte,
leidde hem tot andere gedachten.
Geduurende zyn verblyf te Hamburg kreeg hy kennis aan een Liefhebber
der Natuurkunde, die hem het prachtige Werk der Infeften van
Mejuffr. M BRIAN * vertoonde. Hy vond'er zo veel vermaaksin, dac
hy van dien tyd af befloote, zieh alleen op de Infcften toe te leggen, en
een Werk te vervaardigen, in 't welk hy dezelven zo natuuriyk naar 't
leven gekoleurd, als het immers mogelyk was, door den druk gemeeii
zoude maaken.
Na dat hy zieh omtrent 4 weeken te Hamburg hadde opgehouden,
befloot hy weder naar Neurenberg te ing te keeren. Hy begaf zieh vaii
Ham-
* Ter oncierrichtinge van hun, wien veelligt de Levensoraftandigheden van MejufFr,
deGraaf, gehooren Meriiin, minder bekend zyn , kpn het volgende dienen.
Zy was te Frankfort aan den Main gebooren. Haar Vader was de beroemde Plaatfnyder
Mattbys Merlan, de Oude; doch zy verloor hem, toen zy naaawlyks het vierd
e jaar haares levens bereikt had. Haar Stiefvader, een voortreffelyk Schilder Mo.
rell gcnaamd, ondej-wees haar in het tekenen, nainiatuurfehüderen en graveeren of
pjaatfnyden. Zy trouwde in Frankfort met den be-oemden Neurenbergfchen Schilder
Joban Andreas Graaf; ging met hem naar Neurenberg; en gaf aldaar haar Werk van
d e Europifche Infeften in 't licht. In 't jaar lö3+. ging zy weder naar Frankfort •
v p v l i p r .lin/^fjl.rL' ...r «on ^ ve r e t e i n d e l y k , uit een zro^ni^d^elar«l! i n g e n e i g e n z i n , hI a a r Ma n ; e_n_ bi e g a fc zi• eh. van Ad aar '
met haare Mörder en twee Zdler.s. naar Holland, of eigenlyk Weflvrie.^land , ondei
d e Labaiifltjcbe of eigenlyk zogenaaitide Broeder - en Ziiiler-Gemeente. In 't jaar rßpg
vercrok z j naar Surinamen, en kwam in jaar 1701. te rüg. Zv gaf vervolgens haar
p r a c h t i g Wer k vao de Surinaamfibe injeäen uit; en ftierf in ' t jaär 170Ö.