I64 V E R V O JL G VAN de B E S C H R Y V Î N G
Ta» nigro, elpris macuUs albls[parfis noimi*-, zegt, dat hy ookin 5ctó»i»gevoi|.
XXX. den wordc; en dac hy dezelven medo in de Hullandiche Duinen, of Zandheuvels
aan de Zee, het meell gevonden heefi. In de Breslaufclie , Verzamelir.-
genf nîcldc nien ons, nien, volgens het ICeizerlyk Dagregiiler van -het
„Grpot Gezanifchap naar CaayÎÂB/WM^i:/, in't hegin mn July, niet verre vais
„iiophia, aan de Rivier hkra, eene groote nienigte Kevers gevonden heeft,
5, welken den onzen genoegzaam gelyk, doch groocer, en aan de vieugels mec
„Witte rtreepen en vlakken voorzien \varen. Verder wordc *er nog bygevoegd:
,,dac deze Kevers ongetwyffeld van dieu aarc waren, van wellten in *t Lciite-
„ Saizocn des jaars 1718. in deze Verzanieling geiproken is. En zo heeft mea
„ 0 0 k , zegt dit Bericht vervolgens, voor ecn jaar of twee in den Zoraer, om-
„trent onze Stad, (waardoor buiten twyfi'el Breslau te verllaan is,^ eene
„zekere foort van Kevers verno'.nen, grooter dan de May - Kevers, en ook iets
„ 4onkerer karmyn - kolcur. Voor 't overige waren ze den gemeenen Kevers in
„ geilalte mcerendeels geiyk; behalve dat ze op de vleugclen witte vlakken had-
„ d e n ; cn ecne foort van fchreiend geluid lieten h o o r e n I n de Ephemcridibus
î^aturiS Curiöf. vindt nicn dezen Kever insgeiyks befchreeven en veeien
houden hem.niet de ßreslaufc|3e Schryvers, voor den Kever , welke by PLINIÜS
den naani draagt van Fulio àlbh guttis%. 13it alles bevjyfl;, dat hy in nieer
Landen van Europa, en reets van oiids her., bekend geweefi is: weshalve hy
vpor geen Speelwerk der Natatir of Wonder-Schepzel te houden zy, gelyk
zomm'igen geraetnd hebben,
3-
Ter roeerdere yerzekcringe hier van, en dus ter wederlegginge van dit geraelde
vvangevoelen, dient, dat'er onder deze Kevers, zo wel RJanaetjes als
Wyfjes zyn; van welken het keiiteken des gedachis zeer ligt in 't oog valt. llet
beftaat naainelyk, geiyk by de iVlay - Kevers, inde grootte der Sprieten ; welken
by de Wyfjes veel kleiner, dan by de ajannetjes zyn; als te zien is in de
F'g- I- iftc en sJiî Fig. op Tab. XXX. welken ons en het ^annelje en hetWyfje,
m l . met geüoo^en vleugclen, en in eene krtiipende geihlte, vertoonen. De barde
bovenvleugels, die het achterlyf meellai bedekken, zyn doorgaande, in htranen
nu heläerer dan donkerer roodbruincn grond, met veele onregelraaatige geclachtig
Witte trekken, vlakken en punten, van onderfcheiden grootte cn vorm,
befprenkeld. Men bcfpcurt de grootfcn altoos by de inleding der vleugelen;
• ïiciazàk Fumttti Suicicam, pag. 130. No. 343-
t Inde Hegende Proef, pag- I. a 3.
f Zie MisceUanea Cwiofa Medica Pbjfm çc. Ann. VI, .01 VI^ , • ' '
§ ZizNaturnUt Bßmx LSXX. Cap. II.
R U P S E N EN V L I N D E R S. ' 6 5
en men zou den Kever, ter oorzaake van'derzelver nienigte, wel gefchakeerti TAB_
können noemen. Voorts heeft men hier omtrent nog aaii te merken, dat, ge- ^
lyk de grondverwe, zo by 't een als by 't ander geüacht, nu rooder, dan zwartachii<'
er uitvalt; dat 20 ook de witte vlakken, trekken en punten nu grooter,
dan kleiner, mitsgaders nu in een meer dan in een minder getal op de v eugelen
eevonden worden? Maar de voorlle Sluithoek, tullbhen de beide vleugelen, wn
het halsfchild, ftaande, heeft mecrt altoos zuik eene wicte koleur. Het tanielylt
o-roote en verwlfde halsfchild is ook als gefchakeerd; nademaal het m zyne, nu
donkerer, dan heldcrer bruinen grond, in 't midden een fchynbaaren,ftrcep, en
aan beide de zyden eenige heldere vlakken heeft; die, door middel van t^e körte
o-.clachci.' Witte fluwecl-hairtjes, welken hier digter,.dan op andere plaatzen,
bveen ftaan, veroorzaakt worden. De ilompe kop, die vooraan fchoftelvormig
en fcherp van rand is, heeft een helderen zoom; ter wederzyde van welken de
beide fcliittercnde oogen te voorfchyn konien. De bek is van vooren met twee
pf diie reien te zamengevoegde vrcetfpitzen voorzien; en achter dezen ilaat nog
een kleiner paar. Vooraan, naall de oogen, hebben de beide Sprieten haare
inleding; en dezelven onderfcheiden zieh in twee hoofddeelen. Het eerfte is uit
twee of drie byzondere peervprmige, kprlige, beweegelyke, kleine_ leden te
zamen gefteld; het andere of uiterile deel beftaat uit een bpfchje blaadjes; waarmede
het eerfte gedeelte, even als met den kop, by ieder hoofdlid een hpek
vormeert; dat inzpnderheid asn 't Mannetje te zien is; alwaar aan't Madig deel
Zeven blaadjes te teilen zyn*. De Kever kan deze blaadjes, naar welgevallen,
van elkander fpreiden, of weder te zaraen voegen ; en 't eerfte doet hy gemeen-
!yk in de vlucht. Behalve dat de grooter Sprieten by deze foprt van Kevers een
kenteken van 't Marlyk geflacht zyn, zo is het Mannetje wyders pok te onderfcheiden,
door het dikkc en groote achterlyf, dat met een mcrkelyk langer
ftaartklep voorzien is, dan het Wyf j e ; als uit onze ille en rjdo Fig. blykt. Voor
zo verre nu dit achterlyf, en van achtcren en van ter zyden, dppr de vieiigels
Rietbedcktis, zo verre heeft het ook, even als de gantfche pndervlakte, eene
geelachtig witgraatiwe grpndverwe, van ecn dof aanzien; gemerkt het met eene
zeer tedere wolachcige ftof van die zelfde kolcurgenoegzaamdigtbeftrppid fchync
te weezen; zo dat men de zwarte omtrekken, die tot aan de inleding der achterpopten
uitloopen, naauwlyks daar door hecn zien könne. Van deze inleding af
tot aan 't borftftuk, is 't overige deel van het achterlyf, aan de zyden, meer
geelachtig van koleur, en digt met blinkende en merkelyk langer pelshairen bezet.
De zes pooten zyn niet anders »an maakzel, dan die van de Maikevers en
and-re dezer Clafle;en hebben eene glanzige donker rppdbruine koleurt- Aan 't
IFie Deel, ifle Stuk. Y Wy f -
• Daarentegen beftaat iit bondeltje bladeieii, by het Wyfje allecn olt 5 bladen.
K r. E E M A N K.
+ Hier by diene ik nog indachtig re maaken, dar ieder poot, aan het voorftc lid , 't welk ijiet
twte klaauwen of fpooren voorzien is. vm oBderen . allernaaft deze twee fyooien, nog met
iCD deiden agterlpoor beiet zy; docli deielve is in de af beelding niet uitgedrukt gewordep.
KLEEMAKtä.
ÏI-T.:
ii
II INfti
lUEJrikÄvii,
iiP
iill
ili {il