Si
i i i l l i f c d ' :
i^Vill f'l!
64 E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
T o . XI.De hoogfle lengte, die deze Rups by my erlangde, beliep weinie meer dan ¿en
duim; en ze was niet zeer dik van lyf. Haare fchoone vlakken en cieraaden
waren regelmaacig, en nochtans zal het my bezwaarlyk Valien dezelven te be
fchryven; weshalven hy, die myne Befchryving welbegrypen wil, deAfbeeldin?
Fig. A. Fig. A. ten zelfden tyde naauwkeurig dient te befchouwen.
S. 7.
: Haar llompe en ronde kop, dien zy tot onder den hals intrekken kan, is alleen
blinkend, blaaiiwachtig-groen; waartegen alle de ledcn van 't lyf doorgaande
geel-groen van koleur zyn. Aan leder derzelven, den hals alleen uitgenomen
ziet men overdwars vyf ftompe verhoogde hoekfpitzen, vvaar van elk uit eene
vierhoekige piramide beftaat. Deze piramiden hebben, naar den kant van den
kop, een heldergeel, ofgeelachtig-wit, en naar achteren een donker-ofzwartgroen
voorkomen; waar by de vyf verhoogde hoekfpitzen even zo veele reien
van fcherptoeloopende, helder en donker gevlakte bultjes uitmaaketi • die zieh
Over de gantfche Rups heen uitftrekken; en haar eene gefpikkelde buitengemeen
fraaie gedaante geeven. De hals, fchoon hem die hoekfpitzen ontbreelen is
nochtans aan den voorften rand 00k met zodanige heldere en donkere vlakies
beurtswyze, getekend. Haare pooten , hier in gewoonlyken getale, hebben
eene groene koleur; doch de zes voorile klaauwpooten zyn lets donkerer daa
de ftompen.
Gemerkt deze Rups veel onruiliger, mitsgaders gezwinder in \ kruipen is
dan de voonge, kan ze ook iemand, eer men 'er op verdacht is, onder de hand
ontwyken. Dit hebbe ik zelf, tot myn groot verdriet, ondervonden- want
haar op zekeren tyd frifch voeder geevende, verloor ik de Rups eensklaps- wel
Kwaar, dank dezelve, na lang zoeken, weder vond; maar zy was vertreeden
Dit verlies zou my ten uiterfte fmertelyk gevallen zyn, overmits de derde ver^
droogd was, byaldien ik haar niet alvoorens afgebeeld, en nog eene Pon in
voorraad bezet^en hadde. Deze Pop is in Fig. B. te zien. Zy i? fchoon, helderblinkend,
brumachtigrood van koleur,- en komt voor 't overige, ten aanzien
der geftake, met de meeile Poppen der Naehtvlinders van de tweede Clafle overcen.
Aangezien^ik nu alleen deze enkele Pop nog behield, en niet zonder reden
vreesde, dat ik er ook een ongeluk mede krygen mogte, zo gaf ik 'er kennis
van aan mynen Vriend te Frankfort, van wien ik de Rupfen ontvangen had;
hem tevens verzoekende, om eenen Vlinder dezer Rupfe, dien hy, volgens zvn
bericht, reetsuit dezelve geteeld had. Hy was ook zo gulhanig, dat hy myn
verzoek toefionde, en kort daarna ontving ik een fiaaien en zeer zuiveren Vlinder
van deze foort; over welken ik my, wegens deszelfs fchoone en cierlyke tekeöingen,
niet genoeg verwonderen kan,
J. 9- Hoe-
Tis- S.
Hoewel ik nu genoegzaam verzekerd konde zyn, dat ik waarlyk den Vlinder Tis. xr.
dezer Rupfe bekoraen had, zo vergunde my echter het mistrouwen, dat my in 'c
onderzoeken van Natuurlyke zaaken aangebooren fehynt, geen ruft; maar dreef
niy, ora nog nieer overtuigd te zyn, of ik den rechten Vlinder, uit deze Rups
voortkomende, wel verkreegen had, aan, om myne Pop, waaruit ik mynen
Vlinder nu verwachtte, en die reets drie weeken lang gelegen, en bygevolg,
niyns oordeels, zyne rypheid reets bekomen moeil hebben, met alle voorzichtigheid
te openen. Doch voor ditmaal zag ik rayn onbillyk mistrouwen geftraft;
want, fchoon ik 'er den wezenlyken Vlinder in ontdekte, het welk zyne nog
kleine Vleugels te kennen gaven, en hy ook eenige poogiiig feheene te doen om
'er uit te kruipen, zo waren echter alle zynleden, gevolglyk ook de Vleugels,
nog te teder. Ik kon hier uit ten klaarfte ontdekken, dat hy nog etlyke dagen
in 't Poppenvlies bellooten had moeten blyven; en 't gevolg hiervan was ook, dac
hy, als eene onrype Vrncht, niet lang leefde.
De volraaakte Vlinder, dien ik uit Frankfort ontvangen had, isin Fig. C.Fig. c.
-in eene vliegende gedaante, te zien *. Deszelfs cieraaden zyn vooral niet minder,
dan die der Rupfe, waaruit hy voorkomt. De bovenvleugels, welken inzonderheid
der befchouwinge waardig zyn, kan men, van wege de verfcheiden,
zeldzaame vlakken, trekken, en overige cieraaden, bezwaarlyk befchryven.
Een fchoon dofbruinachtig-rood Fluweel maakt derzelver grondverwe uit; en
-even zo vertoont zieh ook de kop benevens het voorlyf. In dit laatile zyn alle
de deelen-, als de Halskraag, de Schouderbladen en 't Borilftuk, met fmalle
goudgeele boordzelen voorzien. Daarbenevens pronken de bovenvleugels niet
alleen met even zodanige goudgeele gellingerde linien en vlakken, van verfchillende
gedaante, langte en breedte, tot aan de inleding toe; maar 'er is ook, iii
derzelver midden, een breede, graauwe dwarsilreep te befpeuren; waarin men,
aan den voorften rand, in den zwarten grond, eene gantfeh wiue vlak ziet; terwyl
de llreep zelve, op ieder zyde, met eene tedere, zwarte, gekronkelde linie
omgeeven is. Alle de overige tedere cieraaden zyn noch aan te toonen, noch
behoorelyk te befchryven; des ik 'er alleen het volgende zal byvoegen: dat men
den buitenften rand dezer Vleugelen met een zo fchoonen, geej en bruin geftreepten
Zoom omringd vinde, dat geen Tapytmaaker in ilaat zy, ora zodanig
een Tapyt te vervaardigen, als deze Vleugels verbeeiden, wanneer men ze door
een Vergrootglas befchouwt.
S, II. De
? De Heer Limaui nocmt icm ia zyn Syj!. Nat.tae. 853. Jh. MirtUli, de Moerasteide».
UU.
I 3 Kl e e m a k n ,
te:.^
Sfrl-!-
M'-i'
ISSillt-.--'
Iii;!'!
liüflviäi
«••Hü' •
•¡F'iri