Lett. a
f f - 'n ,
rig. 6.
V E R V O L G VAN D E B E S C H R Y V I N G
Tas.XII op den Vierden dag geene meer te vooifchyn zag komen, zo ftced ik het overi<rs
. . van den klomp m midden overdivars door. \len .iei de eeno helft i i
t^g.; in w e k e « . « de ed^ge Poppenhnlzen, e n f i f . de doorfneede a moonr
n t niidden is een kanaal ofecne grift, door Letter g. aangeweezen
behalve d. ed.ge E.erv iezen, ook nog eenige volfen a a n l c f / z ö we de etilen
als de laadten Ilonden recht op, zeer na aan elkander, en geno^gzaara s
tc zamen gepertt Van buken waren ze omringd met cene dikk?, tru nThtit
en blinkende korfl; welke te gclyk zo gatig of fponsacfatig was da S
genoeg uit konde opmaakcn dat zc te vooren eeSe vloeibaare Gell L e f t z , ,
f T ^ u Eieren gebooren, en eerll weck gewecil z d zyn
fn Pergamente fiyvigheid c„ liardigbeid verkree|erza häbS'
In de 6 e vmdt men dne zodanige volkomen liieren afgebedd- L l t e n ,k
m den Herll u>t een anderen Eierklomp van die foort genomen hebbe Derze"™
Torm en p i alte hceft zeerveel overeenkomH met die der genen, ^ ¿ n ii Sfd™
grooten irek- Spnngkhaan in het cweede Deel dezer n k r i e d"r Iniet o b?
de befchryv.ng der Sprmgkhaanen en Krekels, op m . X X I v / ß f " afte
beeld hebbe. Het daarin zittende Wandelende-Blid erlangt eerft h de daar™
volgenae maand de Poppengellalte; zo als wy z e f na d t "k 2 uTt het
r E'genoraen had, m de 7d= f ig. ^ hoewel iets vergr-ooi, afgebeeld zie„ k
msgelyks oranjegeel, even als het Ei te vooren was; aHeenlyk worden haarl
oogcn eerll ko« voor de uitbreeking donker. Zodanig eene ^ n n die a
boven gezegd ,s, m een dubbeld Eiervlies beOooten legt, moet,^?s zy 'er S
Schoon ik, door het voorgeraelde, genoegzaam wel verzekerd wäre dat ik
£eze E,eren voor die van de Mahles ofhct Wandelcnde - B lad, m S houde
doordien ik^ er de Jonpn zelven had zien uitkruipen, zo zou ik zc ech erTaer ^
m een groe.ende gellalte, en voor dat ze Vleugels kreegen, hebben Ä 3 „
en opkweeken ik maakte derhalve raynen Vriend iS h t "erf e
van myn jong broedzel bekend; verzoeht hem ,ny eenige anderen te i L en tc
ionien en niy tevens te berichten, of dit by ons zo zSdzaam Infeft le ¡Len
c f Hechts m zomm,gejaaren gevonden wierd? Zyn antwoord hierop wis te
tiit Infeft alleen m den Herfll, by fchoonweSr, zo wel in de BoiTchen als od
de Heden, en dorre Velden, in zyne volkomen grootte e„ geflalte gerfen wtd.-
•doch n,et m t lange Gras; als waarin het, wegens zyne lanfe en tede4 poTn
«.et wel zon können voortkomen; mitsgaders, dat ,«en dezeh-en in ' eL" a";
-n,eer dan ,n 't andere vindt. Wyders meldde hy my, dat de jon^n d e i n de
Zomer moeften mtkonien, zeer noode te vinden waren; dat hy daientegen e/n '
m den Herfl , bmnen weinig uuren, op eene plaats va!, omtrent vyft e n "ede.
.n den omtrek, dert.en zulke volkomen volwalTen Infeften, deels o ^ S met Mo"
bebKR
R Ü P S B N EN V L I N D E R S. ' yf
begröeidi aarde, deels op de Averone, öf wilde Byvoet, zittende gevonden, Tas. Xii
en verzamdd had. Ook had hy eens gezien, dat zodanig een Wandelend - Blad
een kleinen Springkhaan hevig vervolgde, aehterhaalde en verteerde. En wyders
was hem nog gebleeken, dat hunne vlucht zeer fnel is; mitsgaders dat ze
ach zomtyds zeer hoog in de lucht verheifen.
In de daarop volgende maand Auguflus ontving ik, van dien zdfden Vriend,
ettelyke leevende en volwaflen Wandelende - B laden; onder welken 'er, tot myti
groot genoegen, ien was, het welke nog de laatlle verandering van huid niet
ondergaan, en bygevolg geene Vleugelen, maar nog Vleugelfcheeden had. Hetzelve
kwam volkomen overeen met de Afbeelding, in het tweede Deel van die
Werk, byde Befchryving der Springkhaanen en Krekels, op Tab. I. Fig. I. te
Sien; weshalve ik het overbodig oordeelde om het anderwerf af te maalen. Van
de anderen kan ik mede verder niets zeggen; dewyl ze kort na hunne aankomll
ftierven. Ik verzoeht derhalve myn Vriend op nieuw, om eenige anderen te
toogen hebben; en hy voldeed, binnen konen tyd, aan myn verzoek; zendende
iny op den 5 September eene Doos, waarin zieh 10 volwailen leevende mec
eenige dooden bevonden. Onder de leevenden waren zo wel Mannetjes als
Wyfjes; en dewyl de voorigen elkander onderwegen aangevallen hadden, waardoor
'er ein van dezelven dood overkwam, zo had myn Vriend voor dit maal de
voorzichtigheid gebruikt,van elk byzonder in een papieren Verblyf te lluiten; die
iiiettegenllaande ontving ik naauwlyks de helft frisch en leevend; de meellen
Waren, of zeer magteloos, of dood. IntulTchen was ik nochtans zeer verheugd,
dat 'er drie frifche Wyfjes en twee Mannetjes onder waren; en dewyl 'er ook
cen der afgematte of op het gypen liggende Mannetjes weder bykwam, en zieh
herftelde, had ik, tot myn genoegen, nu drie gezonde Paaren.
S- 9-
Dekentekens, ter onderfcheidinge der Wyf j es en Mannetjes, bellaan hierin,
dat de laatlien altoos veel kleiner dan de cerllen zyn en dat de Mannetjes een
ongelyk dunner en ranker lyf hebben dan de Wyfjes. Vcrmits ik nu in het
tweede Deel van dit Werk, byde Bcfchryving der Springkhaanen en Krekels,
ep Tab. I. Fig. 2., een Mannetje afgebeeld hebbe, het welk aan dit,-uit
Frankfort ontvangen, volkomen gelyk is, zo hebbe ik thans alleen een Wyf je,
naar't echte voorwerp, getekend; het welk in de Süe Fig. vertoont wordt, zo Fig.
als het bezig is, met zyn gevangen buit te verteeren.
Naauwlyks had ik deze leevende Wandelende - Bladen ontvangen, of ik liet 'er
K 2 ter.
M i i .
i : ' ••
«n
t r f j p
lUliiMi'