Ri Sii II:
l i r i . a i s r - ' ^ - -Îi;!
T a ' , .
XIII.
ris- 3.
7S VERVOLG TAN DE ß E s C H R Y V I N G
Deze Doornfpitzen Haan daarbenevens, op ieder lid o f r ing, «iet in een gelyk
aantal en dezeli'de orde." Aan den hals ofeerilen ring, die gemeenlyli gelieel
zwart fchynt, is dcze Rups by den voorllen rand, met ongeveer cwaalf witte
dünne en eenigzins l;orte fpiczen bezet , die allen voorover naar den kop geboogen
zyn. De beide op den hals volgendc ringen hebben, op hnnnc middellte hoogte
die den zwartcn dwarsband nicmaakt, ieder flechts vier doornen; van welken de
beide bovenilen oranjegeel, en de zydedoornen wit zyn. Daarencegen Haan 'er
op de acht volgende ringen, tot op den laatllen na, op ieder vyf, waarvan de
middelile altoos, gelyk die aan de zyden, wit is; des 'er op deze acht ringen
vyf reien van zodanige pyramidiiche Doornfpitzen te zien zyn; van welken de
middelilen wit, de anderen, ter zyde iiaande, oranjegeel , en de andere rei
naail aan den onderftreep, wederom wie is. Doch op den laatften ring Haan 'er|
Hevens de beide rechtuitloopende, en reets bovengemelde zwarte doornen'
maar drie; welken iets dunner dan de overigen zyn: en waarvan 'er twee eene
oranjegecle koleur hebben, terwyl de middellie wit is.
S- 4-
D e hairvormige kop dezer Rupfe heeft eenerleie koleur raet de oranjegeele
Doornfpitzen; maar dezelve valt echter iets meer in 't roode. Op de voorvlakte
fchynt dezelve zo wel boven als onder, door eene driekante zwarte vlak, waarin
men eene diergelyke witte vlak befpeurt, verdeeld te zyn. De bovenlip van
den mond is, benevens de twee kleine vreetfpitzen, die ter zyden Haan, niede
zwart;gelyk ook de beideoogen-vlakkenenverfcheidenanderentedere,verheven,
en in den oranjegeelen grond ftaande punten. De achterile ilaartklap is grai
lauw;
de daar onder ftaande Nafchirivers zyn, nevens de Buikpooten, geelachtig geelachtig 1
roodi
bruin; en de drie paar voorile klaauwpooten zyn geheel zwarc.
- 5-
Deze Doorn-Rups is in 't krnipen tamelyk langlizaam of rraag; en als het
voeder haar niec mecr fmaakc, zoekc zy, gelyk alle de overige Rupfen dezer
Clafle, eene bekwaame plaats tot haare Verandering. Wanneer ze in vryheid
leefc, is dezelve menigmaal flechts een blad of ftengel van een iang gewas; nadien
ze gemeenlyk aan zodanige oorden gevonden wordc, alwaar weinig boiTchen
of boomen Haan. Aan zuike ileelen of bladen zai zy zieh dan, gelyk ze by my
gedaan heefc, met haar achterdeel, lynrecht vail beehren; en voorts dus hangende
in eene Pop veranderen; die,gelyk onze 3dc J^ig, vertoonr, tamelyk bond
uitvalt; vermies zy van alle de koleuren, vmrmede de Riips te vooren verderd
was, iets behouden heefc. Wae haare ge.'ialte aanbelangt, dezelve is ilomp en
d i k ; doch haare grondverwe mag men eer wie dan graauw noemen, Indexen
gi-ond
BER R U P S E N EN V L I N D E R S, 79
grond i szy, aan't achterdeel, zecr net en regclmaatig, met meeftal verheven T o
«varte punten bezet; van welken cchtcr zoraniigen ipits oploopen; zynde allen
met een oranjegeel zoomtje voorzien, dat hier niet wei aangetoond kon worden;
doch aan ettelyke Poppen vindt men dezelven, gelyk hier, door byzondere onrelyke
dwarsliniën, aardig met elkander verbonden. In het voorile decl ?,yn ook
zodanige punten te zien, doch indiervosge gcfchikt, dar ze eene Gryns ot'ßaoni
vertoonen. In de vleugelfchedcn ontdekken zieh weder andere liniën en vlakkcn;
en aan ieder zyde van 't achtcrlyt wordt men een zaagvormige zwarte ftreep, m
delengte, tot aan het fiaartfpits getoogen, benevens nog eenige punten aan de
ondervlakte gewaar. Wanneer ziilk eene Pop gezond is, geeft zy iiet zelve by
deaanraaking, door haare fnelle beweeging wei haail te kennen; cn zo de daar
in zittende Viinder gecn (padeling zy, komi dezelve ook binnen veertien dagen
te voorfchyn.
§• 6.
Doch laat ons, voor dat wy denzclven befchouwen, nog eerft het 00g llaan
op eene andere foort van diergelyke kleine.Doorn-Rupfen, welke zulks in dit
geval te raeer verdient, om dat de Viinder, die 'er uit voorikomt, den genen,
dien wy (Iraiis befchryven zulien, zo gelyk is, dat men ligtlyk den eenen voor
den anderen zoude mögen aanzicn, en dus misleid konde worden. Deze Rups
vertoont zieh in de 4-û Fig. onzer Ttib.; en kan de koolzwarie Doorn-Rups ^''i- 4
met eene rei witte punten op ieder zyde genoerad worden. Ik hebbe dezelve,
Hevens de reets befehreevcn, doch in een geringer aantal, van l'raiikfort ontvangen.
In grootte kwam ze met de voorige vry wel ovcreen, maat ze was 'er
duidciyk van ondcrfcheidcn, door haare koolzwarte koleur; mitsgaders door den
wedcrzyds onder aan het lyf lang« hcen loopenden flreep, uit louter witte punten
beilaande, waarby ook nog gevoegd können worden de vier paar flonipe cn
briiine Buikpooten. Haar Kop was, even als de Doornfpitzen, welken zy zo
wel als de bovengemelde had,-met vecle evenecns gekoleurde, fchuins opihande,
körte en ilyve zwarte hairen bezet; hoedanigen ook de Doornfpitzen, in plaats
van de Bytakkcn, hadden. Volgens het berichc van myn Vriend, geneert zy
zieh met het Milizen-oor en andere diergelyke laage Gewall'en; waarop zy gemeenlyk
in Mai en Juny te vinden is'*',
S- 7'
De Pop dezer Rupfe, die ik te gelyk met haar uit Frankfort ^ en ook uic
eene der overgezonden Rupfen oncving, wordt in de Fig. gezien. Zy komt 'P'g. 5
L 2 in
? Op den Eflënboom moet xicli eene Doorn-Rups onthoudcn, die eene byfoort van de hier in
de i en Fig. afgebccldc Rups moct weeztn, Ik hebbe ahans in ^««j» des jaars I765,
scne Witte cn awart gcvlakte Pop gevonden, welke aan die van de 3 ic fig. volkomen gelyk
i i l i ^ î
i