' I i . : ' ;
T a u .
X X V I .
Litt. C.
145 V E R V O L G VAK DI B E S C H R Y v iN G
4-
Men ziet dezen VKnder in ds Fig. Letter C. raet uitgebreide vleurelen
Schoon hy met vande grooiten zy, outbreek: het hem echter aan geencieraaden
gelyk inzonderheid aan de bovenvleugels te befpeuren is; die, dSor middd van
de verllrooide groote witte vlakken, eene byzonder fraaie vertooninj; „mken
Dezelven ftaan in een brumen grond, enzyii, ten deele, omtrem hec midden
in : roozenverwige verdreeven; dit roozenverwige verlieft zieh ten deele wedei
111 t bruine; terwyl ze echter allen een i'cherpen Witten onitrek hebben. In ieder
dezer bovenvleugelen teit men vyf zodanige vlakken; indien men de kleinen
aan aen buitenrand ilaande, niet mede wille rekenen In vorm of ffedaante zvn
ze verfchillende; en de beiden, die aan den uiterften hoek van den voorltai
rand gezien worden , zyn allceii in 't roozenverwige verdreeven; dan turchen
beiden wordt er nog een klein heldei pmitje gezien. De vlak, by de inleding
des vleugels fiaande,^ is onder a ien de grootfte; en ze (ihynt, uit hoofde van
de daar byftaande kleine bruine vlakjes, in een Witten en roozenverwigen erond
verdeeld; het welk ook op te merken is oratrent die, welke aan den achterften
ftompen hoek dezer bovenvleugelen gezien wordt; doch de vyfde dezer vlakken
die tuiTchen de beiden aan den achterraiid llaat, is de linalfte. '
S- 5-
Het voorlyf van dezen onzen Vlinder heeft van vooren byna dezelfde bruine
grondverwe als de bovenvleugels; dan naar 't einde wordt die koleur in 't roodachtige
verdreeven. Het achterlyf, daarentegen, is, zo als de ondervleugels
bleek of helderbruin olyfkoleurig, met eene donkercr verdieping of beloninienng;
en deze vleugels hebben aan den achterrand eene iets helderer bezoominir
Of nu voor 't overige deze Vlinder naar een Mannetie of Wyfie aftebeeld zv
IS niet wel te befliflen; alhoewel ik nagenoeg gelooven zou, dat het oorfpronn-I
kelyke dezer afbeeldinge een Wyfje geweeli zy. Men kan dit eeni^erma?«
^eiden uit^de beide ^bruine Sprieten, die taiielyk dun en hairvormig zyn; ge-
""" "r -. j .. v^iiii tii iidii vullli
' ' ' " " id k '
merkt de VVyijes, gelyk den Liefhebberen der Infeften niet onbeken
gemeenlyk dünner Sprieten hebben, dan de Mannetjes
kan zyn,
^yf-
' 'Uf", 'k- °P •í;;" ipHenJKj,-, mt eme overwinterde Pop, tecn Vlinder
jnsgelyks bekonien. Hy was m alie deelen volkomcn g-lyk aau de Rofelfche afbecldinsei uitgcoomen
ditde Vodhoornell .et, dikker ware„, en het agteilyf daarentegen wat dunner was.
Jíllflclileu was deie Vhnder het Mannctje; zyne oogen waren geelaclitig groen.
K i. E E u A K K.
Il^tkiil'