Hamhurs op weg, met den reizenden Bode, en moeil allerhande ongemakken
op'deze reize uitftaan. Eene ongewoone en diepe Sneeuw had
den weg door 't Hartswoud dermaaten bedekt, dat de Poitwagen 'er genoeezaam
als in begraaven wierd, en niet verder voortkomen konde. Iii
dien toeftand moeil hy een gantfchen nacht, in de gi'ootfte koude en
fneeuw, onder den blooten Hemel, doorbrengen, tot dat 'er hiüp te
krvsren was; waarvan liy, geheel verftyfd, zieklyk en half bevrooren
geworden zynde, door zyn geheele Leven de Naween gedraagen heeft.
Dan de machtige band Gods, die hem reets z o lang bewaard had, bragt
hem eindelyk in September des jaars 1728. geliAkig te Neurenherg.
Hier vervolgde hy weder z5'ne Graveerkonften'tMiniatuurfchilderen,
gelvk te vooren. Met deze laatfte konil verwierf hy v/el dra zo veel
roems dat hy niet alleen de voomaamfte Perfonadien in en omtrent
JSIeurchberg, maar ook Vorilen, Graaven en andere, daar door trekkend
e dooriuchtige Vreemdelingen, voor eene ruime betaalmg, Pom-ettee'rde
Ondertuflchen verziümde hy echter niet, zyne natuurlyke
drift tot de Infeften te volgen; dezelven vlytig te onderzoeken; en zyn
voorheen genomen befluit daadlyk in 't werk te ftellen.
N a d a t i i y n u indiervoege eenige jaaren doorgebragt had, befloot hy
beftendig te Neurenberg te blyven. Derhalve verzocht hy by de hooge
Overigheid om het Bm-geiTecht, 't geen hem vergund wierd. Vervolaens
fpeelden zyne gedachten op eene Echtgenoote; en na verloop yan
eenio-en tyd vi d zyne keuze op Elizabeth Maria, Dochter van Michael
Bertrams Höfa, een vermaard Chirurgyn; met welke hy zyn Huwlyk .
vokrok op den 3- des jaars 1737-' ^ ^ ,
By deze zyne Echtgenoote venvckte hy 5 Zoons en 2 Dochters; van
welken de eene Dochter, thans myne Echtgenoote, en 2 Zoons, Pau^
lus en Chrißoph Johan, nog inleven zyn; welken ik harüyk toewenfche,
dat ze de goede hoop, die zy thans laaten blyken, mögen vervullen; zo
d-t ze eens wylen hunnen Vader, in Konft en Roem, evenaaren!
Na dit Trouwverbond van den Heer BJofel, wierd zyne neiging, om
d e Natuur en Eigenfehappen der Infeften te onderzoeken, van dag tot
daü 'n-rooter; en derhalve begon hy ook zyn voorneemen allengskens
mOT bekend te maaken: dan hy verwierf zo terftond geen algemeene
<rocdkeuriD'T. Hy vond veele tegenftrcevers, die hem aUerleie zwaarigheden
opperden. Veele Geeft-en Waereldlyke, geleerde en OTgeleerde
nerfoonen, hielden zyn ontwerp voor onnut, ja voor een harflenichim,
en wilden hem wvs maaken, dat hy den tyd, dien hy daar aan befteede,
• • " •'' oi>
onnut vernyten zou. Zy vielen hem hevig aan, en poogden hem, door
allerhande ernftige voorftdlingen van zyn oogmerk af te houden; als
naamlyk dat hy den edelen tyd uitkoopen, en niet beileeden zou aan
zodanige'fchadelyke en affchuwdyke Schepzden, die buiten twyflfel
hunnen oorfprong niet van den goeden Schepper, maar vedeer van den
wand alles goeds hadden; dat hy toch toe zou zien, om aan zyne Echt -
genoote, längs dien weg, geene onnoodige en onverantwoordelyke bekommeringte
veroorzaaken; men beweerde, dat hy, dus doende, zyn
hem van God gefchonken vennogen, gantfchlyk tot eene onnutte bezighdd
misbruyken zou, en wat dies meer is. Onder deze waren 'er
ook, welken zyn voorneemen alleen uit dien hoofde veroordedden,
dat hy niet geiludeerd, geene andere dan zyn iVIoederfpraak geleerd
had; en dat hy derhalve van de daaitoe vereifchte Boeken niet voorzien
wäre: zy ftelden hem, om deze reden, de geheele zaak voor, als een
onmogeiyk Werk, waartoe hy volftrekt niet bekwaam was. Maar alle
deze voorftdlingen en ontraadingen waren niet vermögend, hem van
zvn opzet aftehouden. Met ter zyde ftdlinge van alle de bovengenoemde
bcdenkingen , was hy, ten opzichte van de laatfte, van oordeel,
dat het groote Boek der Natuure genoegzaam in ftaat wäre, om 't veräies
van alle andere te vergoeden; en dat de eigen Ondervinding hem zo
wel, ja mifliihien beter dan de Boeken, de grondwaarheden der Schepzden
zoude leeren. Hier op ging hy, zo veel als zyne andere bezigheden
hem zulks todleten , voort met het verzamelen van Infeften: waartoe
hy, behnlve door veele andere Liefhebbers en Begunftigers van zyn
W e r k , door wyien den Heer Hofraad Jußus Jacob van Hagen, onophouddyk
aangefpoord en opgewekt wierd; als welken uit zyne verftandige
gefprekken, en grondige oordeelkunde, zeer wel bemerlaen, dat
hy tot zodanig eene bezigheid als gebooren wäre.
Naar maate dat hy 'er zieh meer in oefFende, groeide ook fteeds zyne
zucht voor dit ftuk; 't welk zyn vlyt en opmerkzaamheid deed toeneemen.
De aangenaame Lente - en Zomerdagen, waarin de Infeften hun
Winterverblj'f verlaaten, waren hem een gewenfchte Oogfttj'd, om dez
e , voor veele duizend onkundige Menfchen verachtclyke Schepzden ,
o p te zoeken; naar huis te brengen; van 't Ei af op te kweeken; als
Rupfen te voeden; als Poppen te bewaaren; en als Papilions, of Vlindcrs,
in zj-ne Verzameling te plaatzen. Nu was hy opmerkzaam, ten
opzichte hunner wonderbaai'e Verandering; dan ondeedde liy dezelven ,
vm hunnen konftigen arbeid, of om de wyze hunner voorttedinge te
ont