I T
i6i VERVOLG »AKOE B E S C H R W I N Q
§. lo.
1 ' A I .
XXIX.
neze Rups is niet zeer fnel in 't kruipen; en, als de tyd van faaare Verandering
njJert, Vertiillzy, in vryheid zynde, tot de plaats van haar verblyf, een
laag gewas, waar aan zy zieh, gelyk de andere Rupien van haare Ciafle, mec
het aciiterlyf, door middol van eenige draaden, zo gekromd vali maakt, als ze
Lett. B. hier by Letter ß. vertoond woidt. En wanneer ze aldtis één dag gehangen
heeft, veiandert zy, na 't afllrooken van de Rupl'cnhuid, in zodaoig eene Pop,
Ltt.C. als by Lettere, te zien is; welke ook meerendeels overeenkomt niet die van
Tab. Xlll. Fig. 5. boven gemeld,- nademaal zy eene diergelyke brume grondyerwe
heeft; cn haare iets verhoogde punten, op de dwarslinlen ftaande, oranjegeel
zyn; waardogr de Pop eene fraaie en eierlyke gellalte verkrygc
' • - f l l Uit myne Rupfen verkrecg ik vyf zodanige Poppen; die my, op de mfntfe
aanraaking, door haare gevoeligheid, van de daar inzittende leevende Vlinders,
welken ik met verlangen te gemoet zag, verzekerden. Maar hoe zeer was ik
verwonderd, toen ik ze, na verloop van 12 dager, zag, en tc gelyk befpeurde,
dat ik reets zodanig een Dagvlinder bekomen had, dien ik, uit de weergalooze
fchoone gefchakeeide bovengeräelde Doorn-Kups van Tab. Xlll. Fig. i. 2.
4. 6. en 7. bekomen had; die zig alleenlyk daarin ondencheidde, dac'hy een
weinig grooter, en de oranjegeele grond van de bovenvlakte der vier vlerken
niet zo helder, maar meer bruinachtig-geei uitgcvallen was. Gemerkt nu alle
myne vyf Vlinders eveneens waren, zo zal ik dit ilacii, fchoon 'er aan de ondervlakte
der vleugelen geen onderfcheid te zien zy, zo lang voor eene Byfoort
houden, tot dat ik van het tegendeel overtuigd wcrje. Voorts acht ik het overbodig
den Vlinder zelven hier aftebeelden; aangezien het onderfcheid, als gezegd
is, zo gering zy ».
Dt
Iii ; :..
* De tocgcnjeg«n Lcetcr geliere hier de ainraefking^ die ifc ija liit Deel, bydc bciciiryying im.
Toh. XUi. i- 8- gegcevcn h£t)be, na tc nen.
K JL ? E M I .W W.