•XII
D o c l i d e N y d , die doorgaans alle roemruchtige Onderneemingen op
de hlelen treédt, zat ook hierby niet ftil. üezelve zaaide haar zaad in
de harsfenen van allerleie misgunftige en neuswyze koppen, welken
deels mondeling, deels door geichriften, deze en gene onwaarheden
van zyn Werk veripreiden, cn 'er veelaanwiften te bedillen; houdende
daarby ftaande dat de Ichikking van her Werk, de daarin voorkomende
Waarneemingen, en de Belchryvingen niet van hem, maar van anderen
waren. Maar dewyl hy voor zielizelvea van het tegendeel bewuft was,
liet hy die verwaande Eigenzinnigen, zo lang kakelen en fchryven, tot
dat ze eindelyk van het tegendeel overtuigd, en des lafterens moede,
geheel Hille zweegen.
Aai de andere zyde vond hy, hoe längs hoe meer, Liefhebbers, die
hem tot het voortzetten van zyn Werk aanipoorden. Hy volgde dezer
raadgeeving, en had eindelyk het geliik, dat zyne bladswyze afgifte den
mecilen behaagden. De Heer Dr. ßryne te Dantzig was édn der eerften,
die in een Brief aan den hier woonenden Hofraad en Dr. Tre-w zyn genoegen
over dit Werk te. kennen gaf: en hierop volgde eerlang de goedkeuring
van den Heer Paftor Muller, te Reinsdorf; waarby voorts, tot
lof van den Autheur, kwam, een menigte. van Gedichten, zo van den
vermaarden Brakes, als den Paltor ¿ i / f r , en honderd andere Begunftigers.
[ Wy hebben 'er in de Voorrede van het Tweedc Deel een ftaaltje
van gegeeven. ]
Na dat hy begonnen had de Infeften naauwkeurig te onderzoeken,
belpeurde hy wel dra, dat hem Vergrootglazen nodig waren. Dewyl
hy nu toen reeds kennis had aan den Profeifor Dohbelmeyer, een beroemden
Wiskonllenaar, zo klaagde hy by dezen zynen nood; en die
Meer had daarop de goedheid van zelf hem het flypen dier Glazen te leeren ;
geevendehem ten dien einde zyn eigen Slypwerktiiig, benevens de daartoe
behoorende fchotelen, ten gebruike; ontvouwende hem tevens gulharrig
de rechte manier, om zodanige Glazen te vervaardigen.
Door dit goedgunilig onderwys bragt hy het in körten tyd zo verre,
dat hy allerhande foorten van Vergrootglazen, die hem dienftig waren,
konde flypen. Zelfs vervaardigde hy een zogenaamd Zonne-Microskoop,
(welks werking toen in Neurenberg nog onbekend was, ) hoewel niet
met een Metaalen Spiegel, zo als het nu gemaakt wordt, maar volgens
de Afbeelding in de Hollandfche befchryving van Hendrik Baker. Dit
Werktuig, gelukkig door hem voltooid, was hem vervolgens, by zyne
waarneemingen, van zo veel dienfl alshetbefte van her Engdiche maakzel:
x m
;rel- waarom hy ook menigwerf vanbuitenlandfcheLiernebbers verzocht
wie'rd om 'er ¿¿n voor htm te maalcen. Het G!asfl3'pen fcheen hem
daarenboven ten opzichte van het fmertb-k Podegra, waardoor hy nu
en dan wierd aangevallen, eene zeer dienltigc beweeging te zyn. Voorts
was hydesniettegenilaandenooit ledig; en als de kwaal ilegts zo vcrre
over was, dat hy gaan konde, ging hy, des Zomers, alle Wecken twee
of driemaal, met eenige goede Vrienden, naar 't Veld, en naar de Bosfchen
om nieuwe Tnicften op te zoeken. Dezclven dan t' huis gebragt
hebbe'nde, was zyn eerfte Werk die aftebeelden; voorts dezclven tc
voeden en hen door alle Veranderingen heen gade te flaan, om het
geen hv'er merkwaardig aan bcipeurde op te tekenen. Zelfs bragt hy ,
Sm die reden, zomtyds vcelc dagen en nachten, by dezen of genen
voornaamenBegunftigcr, op het Land door. Zommigcn hunner hadden
zulk een welgevallen in zyn vernuft cn bekwaamheid, dat ze hem
de eer aandeeden, van hem verfcheiden voornaame Gezelfchappen- te
docn by te woonen: dan met dit alles verzuimde hy evenwel geene
gunilige gelegenheid tot het opzoeken van nieuwe Infeften.
Dus deelde Rofel in de achting en vriendfchap van voornaame Heeren;
en even zo erlangde hy de gunilige toegenegenheid van groote Geleerden.
Inzonderheid is het goede hart der Heeren Hofraaden Neuiurg en van
Hagen, te hemwaards, door die beiden, op Obernburg, niet verre van
Neurenberg, betoond, niet genoeg te roemen; als aan welken hy niet
alleen veele nieuw ontdekte Rupfen, maar ook, inzonderheid aan den
laatften, de kennis van het daadlyk beftaan der Polypen , te danken had.
Voorts genoot hy de eer, by den laatftgemekfcn Hofraad van Hagen,
zomtyds de waarneeming van aanmerkelyke Zons - en Maansverduifteringen
(of Eclipfen) by te woonen.
Toen 'er in 't jaar 1744. een ongemeen groote Comeet voor onze 00-
gen aan 't luchtgewelf verfcheen, liet de ProfeiTor Dobbelmeyer hem
denzelven op den 6 January van dat jaar befchouwen. Vermits nu de
Heer Röfel altoos een zeer onduidelyk cn gebreklyk begrip van die foort
van Sterten bezeten had, was hy verheugd, de gelegenheid te hebben,
van nu eens zelf een Comeet in 't groote Boek der Natuur te können
befchouwen. Zyne begeerte om de grond - oorzaak van alle Natuurlyke
dingen te weeten, deed ook in dit geval geen gering nadenken in hem
ontftaan. Zyn 00g had naauwlyks deze prachtige Sterre en haaren Staart
ontdekt, of hy kreeg 'er gantfch andere gedachten van, dan die genen,
welken de oorzaak van den Staart niet in 't licht van de Sterre zelve,
* * ' 3 maar