TOM. IV. Tab. x x x vn.
R U P S E N EN V L I N D E R S.
T A B .
XXXVH
Fig. 2 bb.
3. cc. eil
4. m. tu
bb.
Fig 4.0a.
K i - 4 -
Fig. 3 rc.
k o n o i i d e r de oogen, cie rangkiaauwen; CTai. XXXVII. Fig. 2. bb. Fig. 3.
cc cm Fi« 4. ii", bb.) Dezc raiigklaauwen zyn twcc m gctal; en elk llaac
o p ' e e n byzonder gelidded, iaa. Fig. Tab. XXXVII j het welk ik niet
beter dan by eeii algcknottcn kogd weetc to vcrgelyken. Men oncdekt uit de
Fio-uur duidelyk, dat dcze kogels humie beweegelyke inleding aan den kop hcbben
en aan 'c ander eindc niet eene dubbcle reie zwirce tandcn bezet zyn, als
b y Letter c. in de 4'ic J-ig. le zien is; waarin een beweegelyke klaauw, gelyk
het Lemmet van een Knipmes in 't hegt, beflooten ligt. Zie Fig. 3. cc.*
Deze klaauw is zwart van koleiir, fehoon zy in onze afbeelding als een doorzichtig
hoornachtig liehaam, uit hoofde van de vergrooting, 'er rood uitzie.
Nademaal deze klaauw beweegelyk is, zo kan de Spin denzelven iiaar behevcn
openen en I lui ten, (zi e Fig. 4. Leu. bb.)en de tanden, tuflehen welken de klaauw [ig. 4 bb.
dan komt te liggen, dienen eigenlyk om 't gene de apin met de klaauwen na
zieh oehaald en gevangen heeft, zo veel te beter vall te houdenf. In deze klaaum
e Deel, iße Stuk. Cc we n
wecienden Spinnen, ( want den netlooien Jagt-Spinnen wordt het lintnig van 't Geiiclit niet
af«ezced,) de oogen gantfch ovcrtollig lyn, en de wyie Snclitci- der Namur den koitlLen
wei; Mat, en niets doet dat o»citoUig is, 20 kceft hy haar ßcekend bijnd verklaard. Ik kan
niv tondev hier te brecd uit te weiden, thans nie[ mlaaten oni zyne gronden daartoe aan tc
taaien; eci-oei; ly het aileen nog aamcnierkcn, dat ly cen grootcn trap van leherpiichngiieid,
en eenfierkenfcliyovangegi-ondlieidliebbeni niaar dat iy niet door Verpootglaien
ondei loet lyn. Dejcn loch, beneveiis de Auaiomilche waaincemingen, toonen, dat "et iicli
i'ven to wel, cn even zo vcei oogen, aan de recwecvendc Spinnen, als aan die, welken geen
netten wecven, laaten ontdekken. Ook hebbe ik aan de netweevende Spinnen zulke bez'ghcden
bemerkt, die rneii, haar her Gericht ontneemende, uit haar gevoel allcen niet kan
vaiklaaren. De bewyien hier van • hoope ik in myne Bjaxgsekit te zullen können aandrineeni
wamiecr het biyken zai, dat men te verre gaat, als inen, uit enlteldc veriiuftsbeüuiten ,
waar in zecr ligt eene feil Ol' fchynbaarheij intruipcn kan, den netweevenden Spinnen haar; zo
blykbaare oogen onineenien wil. i, L 1, n M A M Ii.
• Daar deze. door den Heer Rofil, met afgeknotten kegelen veigeieekcn deelen, met tanden
bezet zyn; tuiTchen welken de Spinnen, door de daar aan zynde vangklaauwen, de tot buit
gemaakie Infceten veiniorieleii en uitzuigen können, zo zoudi- men cezelvcn, niet wanvocgdyk,
de kiniäcbakken of kaakebeeaen der Spionen mögen nocmen.
K L E E M A N N
f Toen ik in het jaar 1762 bezigwas, met het waarneemen dezer groole fbort vsn Kruis-
Spinnen, en den 26 Mai, hy eene z.eer heldere en kkrvre liicht, haare vangkUauwen, ondir
cen te zamcn gcßcld Microscoop, zccr Kaauwkcurig eu van alle 7,}'dcn bcichüuwrfe, had ik
het geliik van 'er nog nieer raci kwaardige dcelen^ dan de Meer Röfel, aai] te oatdekkcn. Ik
wicrd naanilyk gewaar, dat ieder de^er klaauwen op die zyde, ahvaar de Spinnen de klaauwen
niet opcnffalken maar iluiten, z,o dat ze tufkiien de dubbelde rcek van de kakebeens
tanden liggen, cn die ik daaiora haare binnenile v.yde noemen zal, van haare invceging aan
tot Over de helft van haare lengle, met vcclc klciüe takken , gelyk eene zaag» bezei is. Deie
lei van kleine takken nu kan wel uit zo vcel kleine tanden , aan deze klaauwen, beftaanj
die, wannccr de Spinnen deze tangen in hut ingewand van haaren buit ingcüaagen hcbben,
„niet aileen dienen, om devlcefchdykc deelcn, van etil zo ongelukkig Schcpzel te verfdiciiren;
waar ook teffcns den Spinnen behulpzaam zyu tot het voin3orfck-n van dezelven, tufTcheu de
grooic kaakebcensiandcn, en tot het uitperfen van de fappenj weiken dan van de achter aan
ficn mopd van de Spinnen Uaande Uppen, zo als ik xeer duidelyk gezicn hebbe, in gc-C&rpr
WordcR.
" Iii ii ji
II ¡i;|i|