. - t i l f
V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
^•e- 4-
voorrchyn;en vertoonde zieh eerll; na een half uur in zyne volkomen fchoonheii
a y de ontdekhng van denzelven, vielen rayne gedachten terllond op den Vlinder
in t Eerile Deel, in de tweede Clafle der Nachtvlinders, op Tak XV aW
beeld; alzo deze ray even dezelfde fcheen te zyn; niaar, coen ik ze beide teeei,
elkander vergeieek, bevond ik, even als aan de Rups en Pop, ook hier een
merkelyk onderfcheid, beilaande in 'c volgende. De breede uiigefchulpte rand
der hoog carmynroode ondervleugelen, mec zwarte viakjes, is hier zo wit niei
als aan den anderen; maarnog mec eene afgebroken kronkel-linie doortoogenook
IS er duidelyk een diergelyk ondericheid in den rand der bovenvieugelen te
zien. Deze bovenvleugels toch, welken hier donkerer zyn, hebben ook andere
ilangsviiyze Innen en vlakken, van deels geele, deels witte, deels graauwe, deels
zwarte en brnine koleuren, die verfcheiden trekken, üguiiren en cieraaden formeeren;
welker befchryving my genoegzaam onraogelyk toefchynt. Voor 't
overige zyn deze Vlinders elkander byna gelyk; behalve dat, zo wel her voorals
achterlyf, 't welk hier eenigzins in 't roodachcige en heldergraauwe fpeelt
geen zodanige van vederüof te zamen geftelde opgeworpen hoogtens heeft, gelyk
aan den anderen Vlinder van deze foort altoos befpeurd worden. De Sprieten zyn
tamelyk lang en hairvormig'ienjwanneer de Vlinder raetgeilooten vieiigelen zit
gelyk hier in de 4<te Fig. gezien wordt, dan heefc hy eene geheel andere ge-'
daanie, dan de bovengenoemde. Daarbenevens is 'er ook eene van de tegenwoordige
foort, by welke de boven-en ondervleugels deels donkerer, deels
helderer zyn; waar van de hier vertoonde 4de Fig. tot een bewys kan dienen,
Deze Vhnder is zeer fnel in 't vliegen; en deszelfs vlucht gefchiedt meer heen en
weder, dan recht uit. Hy wordt, om zyne fchoonheid van de Liefhebbers der
Infeäen vlytig opgezocht; en, zo als men my nog korilyk verzekerd heeft,
betaalt men, voor zodanig een volmaakten en ongefcionden Vlinder, wel een
Dukaat t ; doch ik zou 'er nooit zo veel voor willen geeven.
, De gladde fchoon geelachtig-groene RUPS, aazende op den
fVilgeboom, henevens haare Verandering: behoorende m
de tweede Clajfe der Nachtvogels.
TAB. XX D e Vlinder uit de tegenwoordige Rups voortkomende, dien ik altoos ora
, ' zy
' Deze Sprieten weet hy, als hy rufende zit, agtermards naar het agterlyfte Icggen. cn onder
de Vleugels te verbergen.
IC L E E M A K K.
t Hoewel deze fchoone NachtTlinder, in vceie jaarcn, lo wel by oos. als in andere llreeten
' Jii'i