• "a
¿^MMZé.XVIII.
DER R U P S E N EN V L I N D E R S. 161
bv tocneemenden wastlom, en de veelraaalige vervelling dezcr Rupfe , voor Taü.XV
haare verandering gcbeurt, weete ik niet te zeggen; fchoon ik, om zulks te
vvteceii, vcele moeite aangewend, en ten dien einde alle mogelyke liulp ontvancen
hebbe. Vcrmits ik nii ooS op nieuws hec ongeluk gehad hebbe, dat my
f w e e Poppen van deze foort van Rupfen, die ik in 't jaar 175Ö ontving, en daat
ik in de Lente van 't volgende jaar 1757, de Vlinders hoopte te zien uitkomen,
bedorven zyn; zo fehynt her my genocgzaam onniogelyk, dat diergelyke Poppen
cene zo vcrre reize, als van IVenen tot Neurenhsrg, können doorftaan. Doch
of de vcrfch gelcgde Eieren van dezen fehoonen Vlinder eene diergelyke reize
betcr können uitllaan, moet eerft nog onderzoeht worden. En zie daar! terwyl
ik dit fchryve, den 24flen Mai, ontvang ik, door myn pryswaardigen Begunftimr
een gantfeii broedzel van zodanige verfeh gelegde Eieren. Dezelven waren
den lyieu Mai van een bevrueht Wyf j e gelegd; en gemerkt deze Rupsjes binnen
so dagen raoeten uitkomen, zai ik veelligc het zonderling vergenoegen heb- -
ben, van 'er vervolgcns meerder van te können melden.
Befi&tyvif^g van drieerleie fiorten van Flinders, behoorenäe
tot even zo veele ClaJJen.
groote giinft en toegenegenheid van verfebeiden aanzienlyke Perfoc- Tab.
ncn*van booge geboorte, niet opzicbt tot myn Werk, hebben my in flaat ge- -^vm.
{leid, ora den Liefbebberen der Infeften thans twee zeldzaame Vlinders m hunne
natuurlyke geflalte en koleuren te vertoonen; welken my, zo lang ik met het
onderzoek der Infeflen bezig ben gev/eeft, nog nooit onder 't oog gekomen zyn.
De Heer D. W a g n e r , Hofraad en Lyf-Arts van zyne VorlH. Doorl. den
Re»eerenden Markgraaf van Bcejreuth, heeft niy dezelven, met het volgende
Bcneht, toegezonden. „Ik hebbe beide deze Nachtvogels genoegzaara jaarlyks
„in deMaand Ja/j , in onze Landflreek, gevonden; doch van hunne Rupfen
„noch Vocdzel iets können ontdekken; en ze cokzelden, zonder fchade van
koleur of vederitof, magtig können • worden. De groene zit altoos in de
,',bofchagien onder de groene bladeren, en vak dus zelden in 't oog; terwyl de
„andere meelial des nachts, by een open Venller en brandend Licht, uit de bos-
„fchen geiokt, en bygevolg naauwiyks zonder kwetzing gevangen wordt. Ver-
„mi!s nu evenwel de Heer Markgraaf, onze Doorl. Vorrt zelf beide de Nacht-
„vlinders, genoegzaam zonder kwetzing, gevangen heeft, zo gaf Hoogrtdezelve
„my laft, om ze aan UEd. ter afbeeldinge, en toreen gefchenk van zynent-
„ w e g e , tezendcn; op dat ze 00k in uwe afbcelding en befchryving der Infeci,
cen gepiaatil mogten worden.
Ifäe Deel iße Stuk O % 2. Hoe
;! ;:
i t e ' i í v i - .