92 VERVOLG VAN DE ß E S C H R Y V I N G
" " Pyraniiede, van faove„, rondson, haaren bkauwen
X V I I . "" 'i i ' r e t i is ; zo ihac 'er ook, in her midden
• v a n leder knop, nog een lang byzonder hair in de hoogte, d t a a n L bo™
c , „ d e cen koiivormig knopje heef t ; dat, volgens h e t g e . ? g d ; van den Heer i> "
R e a u m c r zeer wel met een kol&chugen Spriet van ein V inder , vergelee!
k o n kan w o r d e n f ; het wel k i k , . o min als gemeide Heer d . REAUMUR® ot
« o p a n geene andere Rnps befpenrd hebbe. Deze byzondere hdrerwo'rden
e c h t e r by alle volwafftn Rupfen juill niec, of zelden, zo vclmaak gevZen
to .e nog met hnnne knopjes voorzien zyn. Volgen^ hec g e cuigedf van den
t k e r SEOF. r . iAu, d,e de. e Rups insgelyks, doch d e t al te dnidelyk, blfehree"
v e n heeft, zouden ze blaauvv weezenj ; dan ze zyn zo zvvak en leder dat
z e me„,g,naal door de R u p s zelve aigeltooten worden, en v e r l » e ^ g a f Hie '
n e v e n s (laat ons van d>e,blaaLiwe knappen nog aaniemerken, dat 'er veek "7ed
r u k c e p u n t e n o p g e z i e n worden; waaruit, verraoedelyk, wanneerde Rups ¿ea
r u k c Ol aangeraak: wordt , heldere vvaterdruppels te voorfchyn koraen Zulfa
g e b e u r c t e n n,inIfen aan de R u p s , in de tweeTe Claffe der N^chfvl ders,^ 1
j ^ e r l l e Deel befehreevcn, en op IV. afgebeeld; nk welke Rups een
i i i n f , y " f T ; ' i vo o r t k o m t ; die eehter merkelyk
k l e m e . ,s. Ik hebbe nie: können nalaaten dit hier te melden, verraids ik 'er
e e r l l , na de toenraaalige uitgegeeven befchryvinge, van overtuigd ben gewor- '
d e n t . De zeihen pooj^^n onzer Kupf e fiaan in gelyke o rde, en zyn even zo 1
i l e l d , als aan andere diergelyke Rupfen. De drie paar voorlle fpitze klaauwpoo^
• Ddwyl ik door dt gcnegcnlieid der Hooggc&rdc Heeren Liefliebberen, die deo Heer Rmt
teep.-ael,„ge R„p» ,oege.o„de„ hadden, zo gelukkig geweeft ben van bevrucL E?ere„ e
l«komc„ e„ daaru.t de^e Rnps tot de Verandering i,? e l t a t Vlinder op te k S e n .o k™
l . j ' o Luchtgaten ,.,ch. tn plaats »an bruin. veeleer geheel wit vertoonen;
het welk de Heer R , f i / .elve n a d e r W ook opgemerkt heefti c,i dat de randeT iwlTing":
K L E E M A N K.
. 1, • , , o- e. -rj-- voorziene l voelhooins van den Vimdcr vergelcckeii tc worden: tc me e r , gemc rkru izrye nh, ierra cdto odre tkc nogpSpicgte
K L ß Ji M A If W.
$ -Zk Memoirfs de Mathcmati.jue & Pb^ßque Anno idpa. in den Hollaiidfchen Druk;
pag. 15)4.
Het is lekcr. dat 'er zoJanige heldcre watcr-droppds, uit de tederingednikte punten, die
snea op de kiiopjcs van oiue tcgenwoordige groorc Rups bevindr, voorrkomen, 20
dra zy maar gedmkt worden^ ik heb ¡let zelfgciicn, cn 'er een waichclyken rcuk aan beipeurd.
Ook hccfc de Hcei-ÄiiA'/z.uik3, L^ de verderc befchry/ing van dc7.e . na alle haare
prachrige veranderiiigen. nog ceas op /«Ä. XXIII. voorgtMds blaauvvgdlarnde Rups, voor
ui^, uic eigen ündcivLo.iing waargenomsn.
K L E E M A N N.
t Zekcrlyk verdienen dcz.c lange met Pcervormige knopj.
voelhoorns vergelccKeu ..
i3cr gevoelig zya, ah haar iets onciaugenaams tágeukomt,
DEß. R U P S E N EN V L I N D E R S. P3
pootcn zyn bruin; waarcegcn de vier paar buikpooten grocnachtig zyn, en bruine JAS-^V
zoolen hebben, die aan den rand met veele insgelyks bruine klishaakjes bezet ^^^^^
zyn, welken der Rupi e tcr vallhoudinge dienen; hei zelfde is ook aan de beide
Nafchuivers ce befpcuren. Voorts mag raen wel denken, dat deze Rups, daar
ze zo veel overeenkomll heeft ¡net de bovenaangehaalde kleiner foorc, ook waarfchynlyk
cven zo traag en iangkzaam in \ kruipen zal weczcn*.
§. 4. Wan-
• In ' t kruipen komt deze groote foort, cven zo wcl als in veele andere eigenfchappen, met de
kleinere, die de Heer Rö/el in 't ifle Deel der Nachtvlinders der izde Cialle, in haare voortkomlfc.
wasdom en vcraodering op Taè. IV. en V. voorgefteld heeft» volkomen overeen.
Doch hieruit laoet niemand beiiuiten, dat deie kleinere en groote ibort van Rupfen, wegen«
deze gemeenfchaplyke eigenfchappen, çcnerleie foorl ea even de^elfde Schepzcls zyn-, dat gevolglyk
haare verfchcidenhcid m niets wezenlyks, dan alleen in haare ondericheiden
gjootte beftaatj en dat de meerdere grootheid veelligt flegts eene uitwerkiiig is van het Cliniaat,
waarin zig deze groote ibort ophoudt. Ter vcorkomiiige hier van 2a1 ik nu nog aantooncn.
hoedezc beiderieie foort van elkander, in veele eigenichappen, zeer gelykende Rupfen,
buiten de grootte, nog merkelyk onderfcheiden zyn.
1. De Eieren van de kleine foort zyn wel langkw^erpig rond, zo als de Eieren van de groote
füort. maar ze zyn niet zo roodachtig zandverwig. By de eerfte legging hebben zy iets
groenachtigs, doch ze v7orden ras bleek geelachtig wi t , en trekken daar b^y naar het Olyvenverwige,
met iets groens vermcngd ; en eindelyk worden zy al geñadig bruinachtiger.
а. De Rupsjes van de kleine ioort komen, noch met de geelroode hairen noch met de oranjcgeele
knopjes van de groote foor t , uit het Ei ••, maar vertoonen zieh veeleer geheel zwart.
3. De kop ec de groene huid van het lyf is, aan de kleine foort, met veele körte fyne melkhaircij
bcgroeid j die onraiddelyk uit de huid komen j welken men op de groote foort niet vindt.
4."De niccfte Rupfen van de kleine foort zyn, op haare leden, met een Hndvorraigen ftreep
voorzieni welken ik daartegen nooit aan eeuige Rups van de groote foor t , die ik gehad heb,
waargenomen hebbe.
5. De halfronde verheeven knoppen van de kleinefoortlban ,op gcenezohoogepiramidaalvorjnige
takken, als die yan de groote foorti evenwel komen zy , ten aaniien van het getal ..met
der grooie foort overeeri. Voor 't overige hebben noch de körte noc h de lange hairen, waar
inede dezelven bezet^^zyn, aan de buitenfte cinden, zulkc pcervormige knopjes, als aan de
groote foort te zien zyn.
б. De Luchtgaten, welken zieh iian ieder zyde van de kleine foort, bevindeo, Zyn fraai oranjogeelj
waaitcgen die van de groote foort aJtyd fneeuwwit tjn.
Dit zy gcnoeg van de kentekenen, waar door beide deze foorten van Rupfen, buiten de
grootte, van elkander te onderfcheiden zyn. Ik zal derhalvcn nu nog maar aanmerken. dat
men de kleine foort ook vindt, in die Landflreek, alwaar de groote t'huis hoort: doch dat
men daarentcgen de groote foort niet ontmoet in zulke Landlireskcn, die meer naar het Noordcn
liggenj als by vüorbeeld hier en op andere plaatzcD in Duitfchiandj doch allcrminft in
Engcland cn Zweden j alwaar de kleine foort zieh echter insgelyks ophoudt. Wie voor 't overige
nug haare Spinzel, Poppen en Vlinders nauwkeurig tegen elkander vergelykt, dien zal
het niet zwaar vallen , ook daar in zulkc kenmerken te ontdekken, waar door zieh ieder foort
genoeg van de andere laat onderfcheiden. Meer moeite zou het inhcbben, te bepaalen, de onderfchcidene
kenmerken van de Vhnders eener andere Rupfe, die, in plaats van groen, geheel
zwart is; doch voorrs, zo in gedaante als grootte, met de kleine groene foort ten volle overeen
komt Van dete foort van zwarte Rupien , die zieh in Moravien, Stiermark, en milTchicn
ook wcl in Ongaryen, op de Sicebezienftruiken onthouden, bezh ik den Vlinder, zo wel van
't Mannetje als het "Wyfjc. Beiden komen ze, in kolenr eu tekcning, nagcnoeg overeenj
Tcrlchillcnde mecil in dp voslhooruen, de grootte,. eii de ongelyke dikte van het achrerljf.
Men ontdekt ook aan beiden eer.e zo grooic gelykheid «let dçn W)ijcs-Vünder van de kJr-ine
l^dä Deel. \JieSriik. N gica