• T O M . j r . i ^ é . m.
rv.
1,, • 1 • ''
Z E S D E C L A S S E •
De groote hoog Citroen-en Oranjegeele DAGVLINDER,
metbreede vleugekn*; behoorends tot de tweede Claße.
Dat 'er in de Indiaanfche gewerten, even als verrcheiden andere foorten van
Infeften, ook menig een Vlinder is, die mec de onzen veel geiykheid heeft, en,
de grootte uitgenomen , in maakzel en koleuren met dezelven overeenkomt, J.?"-
daaivan kan de tegenwoordige Dagvlinder, in de Fig. afgebeeld, tot een
bewys dienen; als vpelke veel overeenkomft heeft met den Vlinder, dien ik in
het Derde Deel dezer Natuurlyke Hidorie befclireeven, en op Tab. XL VI. Fig.
I. afgebeeld hebbe. De hiernaar gerade even zo breede Vleiigels hebben, op
de bovenvlakte, eene ongemeen fchoone hoog dtroengeele grondverwe. In den
voorften ziet men eene groote oranjegeele vlak; en de achter-of ondervleugels
zyn aan hunnen rand met die eigenfte koleur tainelyk breed bezoomd; doch indiervoege
dat dezelve omtrent het midden, in de heldere g rondverwe, allengskens
verdwyne. Op de ondervlakte zyn deze vier vleugels gantfch anders getekend;
doordien elk derzelven aldaar, omtrent in 't midden, eene dubbele purperroode
vlak heeft, waarin zieh nog eene witte vertoont. Voor 't overige is de grond,
met eenige kleine byzondere winkelhoekvormige ftreepen, doortoogen, van welken
zommigen eene V verbeeiden.
De donkerbruine DAGVLINDER, met lange doch ;
fmalle vleugekn, waarin twee groote vuurroode\
vlakken flaan.
9-
Of deze Vlinder tot de eerlle of tweede Clafle der Dagvlinders behoore, kan Fig. S.
ik met geen zekerheid zeggen, dewyl het Origimel, naar 't welke ik hem afgemaald
hebbe, geen pooten meer had. Ondertuflchen fchynt het, uit hoofde van
zyne lange en fmalle bovenvleugels, tot die foort te behooren, van welke wy 'er
op Tak II. Fig. 3. reets een gezien hebben. De grondverwe zyner vier v'leugelen
is donlcer Colfybruin; en door dezelve wordt de onregelmaatige Meniekolcurige,
of hoog vuurroode vlak, welke men in ieder bovenvleugel ziet,
tamelyk verhoogd. Aan de ondervlakte is deze Vlinder bykans eveneens; alleenjyk
is de grondverwe, zo wel als de koleur der beide vlakken, aldaar merkelyk
bleeker. Het
• Deze Vlinder wordt in 't Syfl. Nat. van Linaus, pag. 7S4. fp. 104. Pap. Dan. Pbika
Cmdbterdzel ¡,cn<xmi. ltLEI!MA^l^'. '
t D«e heeft by Lim^us Syß. Nat. p. 758. /p. 71. dea naam ran Mclpmtat, RoQdbani.
lFüDeel.ißeS,uk. D
ILLFE I