I I I: .
Vi::
TAJ.
XXVI.
1 4 4 V E R V O L G VAN BE B E S C H R Y V I N G
nog een halven, of 00k wel een gantfchen dag, dus in haare Rupfenhuid gehangen
heeft, ftroopczy dezelve eindcljk af, en verfchynt alsdan in eene Pop
van eene gantrch byzondere gdlalte. Dezelve heeft een tamelyl; fpitzen kop,
een rond verhoogden bochel op den rüg, en van onderen, of eigenlyk van voor
c n , eene buitengeracene dikke borll;. Haar achterlyf loopE alicngskens fpits
t o e ; en aan 't einde hange de afgcllrookte Rupfenhuid, als een bruine klomp te
zamen getrokken. Vocrcs wordt deze Pop nog, als de Rups voorheen,
door een draad vailgehouden. Haare koleur is over ^c algemeen wel groen;
maar ik vernioede, en 't is niet onwaarrehynlyk, dat 'er 00k eenigcn bruinaelitig
können zyn; zo als die van de tweede ClalTe der Dagvlinders, in 't Eerlle Deel,
o p Tab. VllI, Daarbenevens Helle ik dan 00k vafl:, dat 'er de Vlinder binnen
1 4 dagen uitkruipt, ingevalle de Pop van zodanig eene Rups zy, welke uit de
Eieren van een Vlinder dezer foorc gebooren is, die in 'c Voorjaar zyne Poppenfchale
verlaaten heefc: want de Poppen der Rupfen, die in den Zomer uitkomen,
blyven, zo als ik te vooren gezegd hebbe, onfeilbaar den gantfchen Winter
Over liggen.
De bultige Iruine R u r s , met den verdeeUen kop,en een paar
uitßeekende tOppen of pvtnen; benevens haare verandering
in een zeer cierlyken Vlinder*: hehoorende tot äe
tweede ClaJJe der Nachivlinders.
TAD.
XXVI.
D e z e , ten aanzien van zyne gedahe, by ukiiek merkwasrdige Rups hebbe
i k , benevens haare Pop, en den daaruic voorckomenden Vlinder, van inyn bovengenoemden
Vriend, den Heer F U S L i , n\z Zürich^ naauwkeiirig afgebeeld,
ontvangeni en by deze aibceldingen het volgende bericht.
yi. In den Zomer-en HerfUcyd wordc deze zonderlinge Rups C*^-) op ilruiken
der Braambefien en Hondskerflen gevonden, welker groene bladeren zy tot
voedzel gebruikt. Haare hoogite lengte zal milTchien den en twee derde duim
z y n : zy is wel niet dik van lyf; niaar de menigvuldige byzondere verhoogingen
geeven haar, voornaanilyk op de bovenviakte, eene zeer oneiFen geßalte: daarby
is ze doorgaande bruin van koleur» De kop fchync, uit hoofde der twee afgeftoinp
• De Heer Linnaus in ryn S^ft. Nat. pag. 83Ö. ß. P7. Phal. No<a. noemt hem Batis, de
Braambeemaatie, de Bruinoog-, maar eenigc Licfhebbers heeten hem de Munt.
K l e e u ^ K H .
m
D E a R U P S E N SN V L I N D E R S . HS
L t flamUeV «m tas fchihkiq;; d.n l.y schier ook n.«
Ida" tel^eU-even hebbe; inzonderhe.d dewyl ze, even als d.e, d.kwyls
h L r ac , erl i m de Nafchüivers om hoog llcekt, en een tyd lang .n d,e ge-
S e zkten b v r Haare zes fpitze klaauwpooten en de ö ilorape bu.kpooten,
z y t gSsk de beide laatden, aL^n brum van koleur ; en zy zal, zo ik vermoede,
ook'langkzaam in 'c kruipen weezen.
§. 3-
liaare veranderin,
jaar, waarin de
hadde.
de Vlinder gebooren Wiera; wesniuve uy . . . . -
l u p s uit het Ei gekomen was, zyne Poppenichale verlaaten
r ^ ^ Me n
»Y LICI MO tMi SpmMl hecht. KL E EMAHH.
m
) .•j: