^ i i i ' s i i ä t i
. f t l i i i i ;
IQ8 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
TA-.
XiX.
meergcmclden Heer KÖRNER in Franifort te danken hebbe; als welke MY
d o z e l v e , den 4. Juny 1756. reets volwaffen, niet haar benoodigd en eigenlyk
v o e d z c l , heeft toegezonden. i^at ze toen reets volkomen volwaflen was, bleek
my ten klaarile, doordien ze zieh den volgenden dag na haare aankomll al begon
in te fpinnen. Haare lengte beliep Hechts twee duiinen; van gellalte en koleuren
•U'as zy aldns. Haar kop is, gelyk die der R u p f e , waaruit de voornoemde Vlinder
van 't Eerfte Deel gebooren wordt, van bovcn hartvormig verdeeld, cn van
v o o r c n geheel plat. In deze platte vlakte, die, gelyk de gantfche kop, blaauwa
c h t i g - g r a a u v v is, ziet men ecn paar zwarte punten; aan den rand wordtze door
ecn draad-dtmnen zoom omringd; en de bek is mec zyne beide vreetfpitzen van's
g e l y k e n zwart. De grondverwe van 't lyf dezer Rupfe vait niet geraaklyk te bep
a a l e n ; gemerkt dezelve uit evenveel geelachtig - w i t t e , graanwe en bruine byzondere
vlakken beftaat. Wanneer wy cchter, cm eene keuze te doen, de
hcldere vlakken voor de grondverwe necmen, en - de Rtips op die wyze bef
c b o u w e n , dan hebben wy cerll in opmcrking te ncemen, hoe zieh op^alle de
r i n g e n , de twee eerften achter den kop uitgezondcrd, loutcre donkerbruine,
byzonder aartig uitgetande en ingckorvcn dvvarsvlakken vertoonen; welken niet
z o duidelyk te befchryven, als in de ifte Fig. zelve na te gaan zyn. Op iedet
ring ziet men flechts den dezer vlakken; die cchter elkander in gedaante tamelyk
evenaaren; waartegen de twee eerlle ringen, in plaats van die vlakken, van boven
mec twee bruine ftreepen, in de lengte, getekend zyn. Gelykerwyze nu
o p deze beide ringen de vlakken ontbreeken, z6 hebben ze 00k gecne zodanige
v l e e f c h i g e fpitzen en wratten, als men, in verfchillende gedaante en grootte, op
d e overige ringen ziet. Van dezcn zyn de voorllen de kleinften, en de anderen
worden allengskcns grooter; zo dat de achterften en laatften de grootden können
genoemd worden. De zes voorlle klaauwpooten, ( om van de overige heldere
en donkere pnntcn op hct lyf niet te fpreeken,;) zyn geel, en niet zwarte
v l a k j e s befprenkcld; terwyl de acht (lompe buikpooten, benevens de tanrelyl;
l a n g achter uit ileekcnde Nafchuivcrs, eene graauwe koleur hebben*. Wanneer
wy
Nat. Phcil. Noä. pag. S43. fp. 125. Fraxini-, doch van de LicfLebberen het Mlaauwe Ordembrnd
geheetcn. Van deze laatfle, en dan nog van eene Vierde foort, mitsgaders van der-
7,elver Rupfen. zalik, zo my God het Lccven en Gezondheid geeit, in myne Byvoegzelen
eene Af beelding mede deelec; en daai- by nader trachten te bepaalcn, hoe deze verfchillende
Narhtvlinders, die zo veel oveieenkomit van gedaante met elkander hebben," zieh beft laaten
onderfcheiden.
K L E £ M A N M.
• Hoc v-el ik geenvins twyifele, of de Heer RSfel zal zyne afbeelding van deze Rups, volgens
zyne bekende bekwaamheid. op her naauwkeurigile afgebeeld hebben, naar eene volvvallen en
de) vcrandevinge zerr na' y zynde Rups, zo moete ik hier evenw^el erinneren, dat onder alle
die getien. welken ik eevondcn hebbe, 'er geen een is, die aan Röfeh afbeelding volkomen
gelykr Jk hebbe dezelven veel al in giootte, in vlakken, gedaante en tekening , zo nierkelyk
on lerfcheiden daar van gcvoiiden, dat ik het vcor roodzaakelyk houden, dezelven nog eens
afemaalen. Dieihalven ben ik vai] zins, eene volkomen zekere afbeelding van deze fooit van
Rupien in myne Byvoegzelen te piaatzen.
KLSEMANM.
DiR R U P S E N EN V L INDE R S . top
wy nu deze Rups met de gemeide, die zieh, als in 'c Eerfte Deel gezegd is, Ts»,
met de Heggedoornbladeren geneert, vergelyken, zo zullen wy terltond een
tamelyk onderfcbeid tuffchen die beiden beipeuren. Ook is de tegenwoordige,
buiten d3C,veel gezwinder in 't kruipen; waarbyzy veelerleiebeweegingenmaakt,
j e l y k eene Spanrups; en als men haar aanraakt, fpartelt zy op allerhande wyzen,
gelyk een Viich, die uit het Water getoogen op het Land geworpen wordt, als
wilde zy haaren vyand daarmede afweeren.
Even als "er nu mrchen deze beide Rupfen een nierkelyk onderfcbeid waar te
neeinen is, zo zyn ook haare Poppen elkander niet gelyk. Ik had zeer wel gedaan
met deze Rups, zo dra ik dezelve ontvangen had, ten eerften aftemaalen;
want, terwyl ik 'er mede bezig, en naauwlyks vaardig was, begon zy zieh al in
te fpinnen, en de bladeren van haar voedzel om zieh heen te werken. Myne
afbeelding voltrokken hebbende, bragc ik ze daarom weder in 't verblyf , waarin
ze, naar myn oogmcrk, veranderen zou; en aldaar bekleedde zy zieh met een
wit doorzichtig en niet digc weefzel , het welk zy binnen 24 uuren volbragt had.
In deze gedaante behield zy nog wel driemaal 24 irarcn haare Rupfen geftalte;
doch, na de afflrooping van haare Rupfenhuid verfcheen zy in de gedaante dier
Poppe, %velke in onze ade Fig. te zien is; en die haare blaauwachtige koleur Aä--
eerft na 12 uuren verkrceg. Ten aanzien der koleure komt ze yry wel overeen
met de meermaals aangeiraalde Pop, behalve dat de ringen van haar achterlyf
veel dunner zyn, en naar 't einde fpits coeloopen. Bovendien is zy aan het
laatfte en kleinte lid met twee kleine zwarte gaffelfpitzen voorzien'*, welken aan
de andere Pop niet befpeurd worden. Ook is ze niet, gelyk die, met een
blaauwachtig, maar met cen raeer graauwachtig ftof beftrooid; het wel k de oorzaak
is, dat z e , wegens haare roodbruine grondverwe, meer violct dan blaauw,
of gelyk eene tydige Pruim, van koleur is. Voorts ziet men, ter piaatze, daar
de oogen van den verborgen Vlinder zitten, een paar vlakken, welken iets donkerer
zyn dan de grondverwe. Wanneer men deze Pop, in haare gezonde gcfteltenis,
aanraakt, dan flaat ze met haar achterlyf dermaate heen cn weder, dat
ze, door haare zeer fchielyk herhaalde beweegingen en fprongen, den genen,
die 'er niet o p verdacht is, doe fchrikken,
4 .
N a verloop van 18 dagen, cn wel op den 28 Juny, kwam de prachtige Vlinder,
dien wy in de 3de Fig. mec uitgebrcide vieugelen zien, uit deze Pop xe Fig. 3.
m e Deel, ifle Stuk. P vo o r -
* Deze twee fpirzeil fiaan, eigenlyk gezegd, zo nanw aan elkander, dat men zc nict wel gaf.
felipttzen könne-noemen : Quk hebben zy nog eenige dieigclyke kleine Spitzen, of wel Haukjes
daar Hevens Itaac.
K L £ E M A II W.
f - V i :