."i;;"
ii;-'.'
l i ' - ,
.i" í i .
l! ••
i
tri i "
5 '
40 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
Tab. V I . der, benevens zyne mecgezellen, in bewaaring had, heeft ray niet toegelaaten
¡'¡e- I.
d e n z e l v e n , zo min als de beide volgenden, anders dan naar de bovenviakte afteb
e e l d e n ; dan, di:wyl dit 00k zyne l'choonlle zyde is, können w y 'er ons des te
eer raede vergenoegen. Deze Vlinder Fig. 1. lieefc, zo wel len aanzien van de
g e l t a l t e , als van de koleur der vleugelen, iets byzonders boven anderen. Zelden
zal men een Vlinder zien, vviens bovenviengels, naar litt uiterile einde, zo Imal
t o e l o o p e n ; en daarentegen by de inleding zo breedzyn; meeftal bcvindt men
het tegendeel. Dan het byzonderlte der ondervleugelen van dezen Vlinder beftaat
h i e r i n ; dat ze, aciiter Over het acliterlyf, langen ipits uitloopetien aan den
buitenrand zes of Zeven uitlleekende ftompe fpitzen hebben. Wat verder de kol
e u r dezer vier vlengelen aanbelangt, derzelver gtondverwe is, gelyk liet Ivf'
d o n k e r b r u i n ; e n daar door wordt de voortreiFelyk i'ehoone Celadons groene llreep'
w e l k e door leder paar vleugels, zo wel op de rechter als op de linlierzyde get
o o g e n is, en in de achtervleugelen zeer Ipits toeloopt, niet weinig verhoold.
In de bovenvleugelen is deze ftreep naar vooren toe afgebroken, en veroorzaakt
daardoor verfcheiden Schildvlakken in dezelven, welken allengskens in irrootte
afneemen. In de ondervleugelen ziet men wyders, kort aan den puntigenrand
v y f C e l a d o n s groene fikkel-of maanvorraige vlakken; welken, met de llomDe
n i t l l e e k z e i s , eene evenredig vooitloopende rei uitmaaken. De tweede dezer
V l i n d e r s is
Een hy uitßek fihoone Dagvlinder w » de eerfle
Claße, met hoogblaauive en met roode oogjhiegek
vercierde ondervleugelen, als 00k mst prächtig
T e n opzichte van de grooite kan men dezen uitheemfchen Vlinder, in de idc
Fig.
' Vithndfch, Kapdkn, op m .
XIX. F,g C D. en Tah. XXXII. Ftg. E. F. het Mannctje en 't Wyfje vm deien Vlinder
laaten ai beeiden, e n ^ . =8, ook 52. enz. onder den naam van Orithja (Lim. Sy/I Nat
t j . 770. fp. .37.) befchreeven. Hy zegt, dat .e utt Eata.ia e„ Chm/kome„, En de H«r
ùie hem .n zyn Ongmeel Werk der Nat. Hiß. ofBirii, op Tüb XXVI. (in de
Hoogd overzettmg op M . LI.) insgelyks, doch ten onrechte, met ic> «olkomen pooten
afgebedd vertoont. heeft hem 00k nit Ctwa ontvangen. Volgens de bclchryng ,an den
Heer zyn de ondetvleugels. by de M^nnetjes, glanzig.blaauw; waairegen die der
. Wytjes meer -.warngheid «rtoonen, dan die der Mannetjes. Ook hebben 2e grooier roode
oogvlakkeni cn aan den bovenrand hnnner bovenvlengden een naar bniten uitloopende Winkelnoek.
, unuer oovcnvicngcien een naar bniten uitloopende i
Op de ouderzvde des vleugels kan mm in 'r , (jg^dva
hoek. Op de oiideriyde des vlei.gels kan mcn in 't gehcel niets blaauvvs befpcoreni .
valtm tbleekbmme, en .s met brume tekeningen, zwirte en oranjegeele vlakken voorz.en.'
Doch .k hebbe aan een namurlyken Vhnder waargenomen , dat 20 wel de boven - als de onder.
zyde des Vleugels aan eer.eg.oote verandering ondetworpen is De Heer Rofe! Ichynt h « Man.
netje afeebtód te hebbenj waartegen de afbeelding ia de ¿ J e f e Nat. van Knorr Tom. I. Èi.
C . 5 . die vaneen Wyfje-fchyot te zyn.
DER R. U P S E N EN VLINDERS. 4.1
Fig. afgebeeld, den voorrang boven de onzen niet toekennen; mair belangende TAB. v i ,
de pracht en de fchoonheid zyner koleuren en cieraaden, zullen 'er weinigen,
o f mogelyk geenen, onzer Vlinders by vergeleeken können worden. Vermits de
ondervleiigels, wegens hunne kolllyke Uitermarynbiaauwe koleur, oiize oogen
het allereerll tot zieh trekken, zo zullen w y ons ook eerll: met derzelver befchouwing
verluffigen. Dezelven zyn, aan hunnen ronden en eenigzins uirgefchulpten
a c h t e r - r a n d , met eenbreeden, roodaehtig-oiiergeelen Zoom voorzien, waarin
zieh drie zwarte evenredig van elkander loopende liniön vertoonen; wdken niet
weinig toebrengen tot eene fraaie vericheidenlieid. Niet verre van deze bezoon
i i n g z i e n w y , in elk dier vleugelen, twee roode cirkelronde oogrpiegels; van
welken die gene, die 't naill: aan 't einde van 't achterlyi'lkat, hoog kaneelrood
o f menierood is, eene zwarte bezooming, en in 't midden een wit punt heeft;
dat, uit hoofde van de zwarte lehaduw aan zyn achterfte helft, genoegzaani eeis
kleinen kogel vertoont. De beide andere oogliiiegels, niet verre van de bovenvleugels
llaande, zyn integendeel meer donkenood van koleur, en hebben in 'c
midden een wit punt , dar, gelyk de Spiegel zelve, met een zwarten ring omgeeven
is. Aan den binnenrand zyn deze ondervleugels, van hunne inleding af , tot
daar het achteriyf ophoudt, in eene ongeiyke breedte, fluweelzwart. Een diergelyke
zwarte grond vertoont zieh ook in 't grootiie deel der bovenvleugelen 5
en het overige is helder roodaehtig okergeel, pronkende voorts met verfcheiden
bruine dwarslinien , ftreepen en vlakken, die beter gezien, dan befchreeven
können worden. Ook zyn 'er in deze bovenvleugelen twee fpiegelvlakken;
waarvan de eene, die wel de kleinllc, maar teffens de duidelykfte is, en omtrent
aan 't buiteneinde des vleugels llaat, uit een oranjegeelen ring en zwarte vkk,
die een wit punge in 't midden heeft, te zanien geilield is. De andere, die
grooter is, ftaande deels in een donkeren en deels in een helderen grond, aan
den aehterilen hoek, heeft ook daardoor eene half donkere en half heldere bezooming;
en de daar mede omgeeven zwarte niervormige vlak heeft een blaauw punt
in 't midden. Nevens dezen Spiegel ziet men in den zwarten grond de fchemering
van eene langkwerpige, blaauwe en fehuinfe dwarsvlak; en verder zyn 'er
ook aan den voorften rand, in denzelfden donkeren grond, nog eenige andere
verwiffelende blaauwe en roode dwarsvlakken te befpeiiren. Voor 't overige is
het lyf van dezen Vlinder zwart, en de beide Sprieten zyn niet anders gelleid,
dan die der andere Vlinders dezer ClalTe. Betreifende nu den laatilen Vlinder
dezer Tah., ik noeme dien
Een by uitßek fchoonen, Indiamtfchen, geel-en blaauwen
N a c h t v l i n d e r der tweede Clajfe*.
S- 9-
Het ontbreekt, onder onze inlandfehe Nachtvl inders der tweede Clafle,- fantseh
, niec
- in het Syß. Nat. van limtus fug- 811. yj). 12. wordt hy ibal. ^ttm., Militaris, de
^ 3 Kroom
i l i
l i '
W ' '
v.
f