ì l i ' , , , ,
l'i!
M M .
1 4 0 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
De mal-of. dofgroene Rups van dm Elzenhoom, benevens •
• . haare Pop ; waarvan de Vlinder in het Derde Deel Tab.
KLFL reets befcbreeven en afgebeeld is: behoorende
tot de tweede Claffe der Dagvlinders.
Tab.
XXVI. s S I-
^ ^ edere 17 Jaareii hcbbe ik alle mogelykc poogingcn aangcvvend, om de
R u p i v a n den byzonder fchoonen geelen, en menigmaal ook meer wiccen Vlinder
dcelachdg te worden*, ' doch ik hebbe mynen wenfch nicc eer vervuld gez
i e i r , dan toen myn Vriend, de Heer F u s l i van Zürich^ my fchreef, dat hy
d e z e Rups oncdekc, en alle jaaren op den E k enbo om, (^Alnus nigra baccifera^
Frangula, ) had können vìnden en deelachtìg worden; vermies dcszelis-blader
e n haar eoe voedzd veriìrektenf. 2o aangenaam nu als dit bcrichc my wäre,
z o gToot was de vrees, dac deze Rups, ray toegezonden werdende, eene 7.0
v e r r e reize, als van Zürich cot Neurenbergniet zou können doorlhan. . ]k
v c r z o c h t dcrhalve myn Vriend; dat hy my licver eenc naauwkeurige arcekcning
van de Rups , cn haare Pap-,, zou overzenden ; waarop ik die beiden, zeer juill
a f g e b e e l d , en in haare nacuin-lyke koleuren gefchilderd, in den jaare 1757. oiicv
i n g ; waarvoorik hem hier mede openlyk niyne dankbaarheid bccuige.
S' 3- Ge-
• 't Is mr toch mcerraaals gelukt; en derhalvcn kau ik uit onJervinding Jeggen, dat de geeic
foort vali dc7.e Vündcrä ahyd het Mannctje isj roaar die wat witter, (en in koleur dikvvyls
nogwitter dm die van ! öfeh afbeclding, en ook wel iets groenaclitigei, vooral aan de ondei
2,'yde van de agtervleugelcn uiivallen,) altüos de "Wyfjes zyn. lu Linn. Syfi. Nat. wordt ^y P- l^S- fP- ^^P- Geel-vHcgenäe Blaä, de Citroen-Flinder genoenid.
K L E E M A W N.
+ Ik Ilibbe de7,e Rups mede op den Vuilboom, -cn telkens niet meer dan e'e'ne enkelde op een
blad, in de MaanJ j^rt^y in verfchillendc grootte, half en ook geheel volwaiTen , gevonden.
By die geicgenheid hebbc ik gemerkt, dat z-y op haaren weg zeer langkzaam vorderen, en
de plaats, alv/aar zy in ruft willen zittcn, gemccnlyk mec esnig Spinzel overtrekkenj waar
aan zy zig met de haakjes, die aan de zoolen van de Buikpooten zyn, zo vaft klemmen, dat
z y zie daar door regen het afvallen beteiligen. Wanneer zy op die manier geruft zitten, dan
heifen%,v het voorilc gedeelte van haar lichaam geraeenlyk zodanig op, dat zy met de voorpooten
het blad, waavop zy zittcn, niet aanroeien j zy trekken de voorpooten dan naar zig,-
en -houden zig alieen met de Buikpooten aan het blad vaft. Als men den laatilen ring van
haar lyf aanraakt, zo tilt zy dien op, evcn als of zy 'er zig mede te weer wilde ftellen.
t o o r 't o/erige worden ze van eene foort van kleine roodachtige iuizen of nielbeu geplaagd.
¿io ik. ook op andere Rupfen waargenomen hcbbe.
^ K L E E M A N Ii,
1.