1 6 A A R D K E V E R V a n DE
Tab. I voUvaffen tc worden.* 't Gebeurt desniettegenftaande nog wel, dac ze met I,n„
nen yver te laat komen; c„ dat hunnen Jongen hec bencodigd VoedTeT ee ;
door anderen benoraen is. Zo hebbe ik, even als het raynen V r i e i ' r S i L
f l e i ' Doodgraarers louteXd v™
d.e grooce Vleefch-vliegengevondcn; welken ik in het Tweede Deel dezer H,
' ' ' " ™ S r e e :
f 9-
Wanneer 't gelukt, dat nien by de aankomll der Doodgraavers te^enwooriV
zy, gelyk ray etcclyke reizen gebeurd is, zo kan men niet^ zonder X ™ oe®
gen, hunne yvenge bezigheid aanfchouwen. By die gelegenhe d hebte k^Z?"
gencnen, dat ze een zeer fynen renk n.oetcn hebbe.t Ik Z onder I S -
k dAa v-l.egen; hy was'er reets voorby, doch keerde wel d a wedJrom- en
will gclykook zyne Karaeraaden, hetzelve, „a eenige omdraaiii^^a™ fmedTn
te ™den. Bovenal ,s hun arbeid vermaakelyk re zien, V n n e e i zeTS 'er eem^
p n by elkander zyn, hnn werk beginnen. Ze fehynen in den aanvanir zeer
beducht te zyn op de maat, om te wecten, hoe groothetgrafweiw^zen|oeL
nademaa zy het doode liehaam van alle kanten, ^owel va,?onr "al vanboTn'
onderzoeken; cn daar benevens den grond,op welken het liar '
te zien ofdezelve al ofniet bekwaam zy'to^t het^wreifthtf^'.rar T T l ^ t l
geval brengen zy den dooden terilond naar eene andere en bekwaaLr p S
doeh in teerile gaan ze, zonder tydverzuim, met een eenpaarig™ ™ r aa, V
werk. Zy krtnpen ten dien einde onder het doode liehaam; heflfn hetze ve nu
van achteren dan van vooren, met hun kop en borfiflnk om hoog; 7e wyl ze
raet de voorlle pooten de aarde van onderen weg krabbcn; zo d a T h ^ L l !
lengskcns d.eper m den grond zinke. Is 'er by toeval eene hardigheid in den wet
zo dat het n,et d.eper zmkenwille, dan kon.t 'er, „nhier, dantor,e n v o o S
dag fpr.npn; als of ze de oorzaak van dit beletzcl wilden nafpeuren e"ve vo
gens zoeken ze dan ook werklyk, ter piaatze, daar' t Aas i L hooglklig de
zinken. Op d,e manier raakt het doode liehaam eindelyk buiten het gezfe van
oen aanfchouwcr; en daartoe worden, volgcns myne opmerking, zomtyd d, ^
zomtyos vier, f f meer nuren vereifcht. Gelyk nn deze Revers fe raeefte k.n h'r
m den kop en 't borüfluk hebben; zo werken zy ook het nieeft mcTTcJwct
met
. ipor de Kraasa, e„ .ädere Roofvogcls, wc|ge„omc„ ep v a t ^ d T o g t e r Z d e , - , . " " ™
K l e e m a n n .
Z E S D E C L A S S E .
met hnane pooten fehynen zy zo veel nict te können uitvoeren; aangezien dezelvcii Tab
veel zwakker, dan die der eigenlyke zogen.iamde Aard-Kevers zyn; en noch '
aandevoorlte, noch aan de overige pooten diergelyke hoekfpitzen hebben als
dezen. Ondertunehen bcii ik van gedachten, dat die Doodgraavers welken
eene Mol of Muis onder de aarde weeten te brengen, zulks ook by grootcr üieren
onderneeraeii, Ichoon zy 'er flechts een gedeelte van können begraaven Mv
fehlet te binnen, dat ik menigmaal by den VilJerskuil, daar ik nii en dan zo '
omKevers, als om andere Ini'eaen, heeu ging, waargenomen hebbe, dat'het
voorrte gedeelte van een poot van een dcrwaarts gefleept en gevild PaardofRund
aldaar begraaven, en met eene gatige aarde bedekt was. Ziilics kwam ray dieslyds
zonderling voor, maar ik kon 'er de oorzaak niet van bevroeden • vermita
my de Eigenfchap dezer Kcvers toen nog onbekend was; ook liet my'de ilank
niet toe, 'er my lange by op te houdeii.
Na dezen uitllap zal ik myne befchryving vervolgen, en aantoonen, wat 'er
by de voortplanting van het gcflacht dezer Kevers gebeure. Ik hebbe naanilvlopgemetkt,
dat onze Revers , zo wel gedniirende hunnen arbeid, als na d4i
zelven, paarden; doch het eerlle gebeurt niet zo vaak als het laatlk. Wanneer
ze het Aas onder de aarde begraaven hadden, kwainen ze gemecnlyk twee of
dne dagen daar na, weder te voorfchyn; paaiden ettelyke liizen met elkander
en kroopen vervolgens weder onder de aarde, waaruit ze gekomen waren" liinr'
op bragt dan het Wyfje waarfchynlyk zyne Eieren aan het Aas, dat zy te raoren
begraaven hadden Wanneer ze dus vyf of zes dagen in de aarde geWeft zyn
en weder te voorfchyn komen, zien zy 'er zo akelig en veranderd uit, dat ze
met meer kenbaar zyn. Men zou dan niet zeggen, dat ze die zelfde Kevers wa
ren, gemerkt ze gelyk royn Vriend M e l b . mede ondervonden heeft od Inen
al met eene foort van Luizen bedekt zyn, van welken ik in 't vervol'o-''™ Ir"
verOag zal geeven. Dewyl ze nn, wanneer ze in de eerfte dagen Ûit d? äa de
komen, nog zo met van dezelven geplaagd worden, en ik hunne'paarii g g „e
wat naauwkeuriger befchonwen wilde, zo palle ik vlytig op, tegerda ze naS'
gedaane begraayenis, voor de eerifemaal te voorfchyn kwamen. " ïoen zur- f -
beurde, deed ik een paar Revers in een Doosje, en zette ze, dezelven
Kamer gebragt hebbende, onder eene glazeri lilok; niet a l l é e " " betörte
befehouwen, maar ook om ze bekwaamer te können afbeelden. Op deeze I z e
iag ,k nu voor myne oogen, dat ze, op één nadenraiddag, tot vieVmaïto» 2 1
den ; het Mannetje beklom zyn Wyfje, dat 'er zieh voe^Lu, ~ ¿e I
voorziehtig; en ging vervolgens, zyne zaaken, door middel van eenSe bewe^
gmgen, verr.eht hebbende, langkzaam weder van haar af. Dan dewyl ze Ti r "
by met zo als wel andere Kevers, aan elkander vall bleeven zimn Jn
d gantfche fpel naauwlyks driemaal zo lang, ak dat van onze u ^
vhegen voor ééns; en hierop bleeven zy ee^n'tydlang, als Ä T r ^ o ^ ^ o p
de
ß j .
IllflBl
Iii