I68 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
TAU. door een langkzaam opheffen en nederdrukken, zo der vleugeldekzelen, als van
XXX. 't gantfche achcerlyf, veroorzaakt; nademaal hy op deze manier de genoemde
wryving verricht, en dus een knarlendcn roon,gelyk aan eene anglUge ademhaal
i n g , van zieh geeft. Die geluid kan ook mct zodanig een rcets dooden Kover,
die echter niec ganftlilyk llyf en verdroogd is, nogeei i igedagenna deszelfs dood,
door middel van het drukkcii eens vingers, te vvege gebragc worden. Het geluid
is dan zekerlyk niet zo lielder, als wanneer het door een leevonden Kever
gemaakt vvordtiwaarlchynlyk duct 'er in het laadle geval niet weinig toe de lucht,
w e l k e de Kever ten gelyken tyde uit de wederzydfche luehtgaten blaaft, evenalseen
Mondt rom, die veel helderer klinkt, als 'er , by het aanllaan, te gelyk wind
uitgeblaazen wordt*.
Be-
• Het geluid, dat deic Kevcr laat Boorcn, gelykt zccr naar den tjilpendon toon, dien de Vogt-
Icn. welken onder den naam van Mofleii zo gemeen als bekend zyn, van zieh geevcn. Men
hreh opgemerkt, dat de Revers, wanneer ze dit geluid maaken, de leden van haar achterlyf
ilerk uit en inlchuiven. Zulks beweegt my , om te denken, dat de Lucht, door dit verichui-
Tcn oi uit enintrekken der Icden, die dan flerk aan elkander gewreevcn worden, uit de op
beide de zvdcn iiaande Luchigiten, en op de ttn gcljkcn tyde m bewecjmg gcbragt wordende
Vleugeldekzelen, gedreeven wordti en dat nien hier aan -t knariend gcluid heeft toetefchrvvcn"
Wylc de Heer Proteflbr Ludwig Statius Mulkr, m Erlang, wil wel aan dit verinoeden,
in het volkomen Natuurfyilema der Infeflen van den Ridder ¿(»»«»J Ille Deel S
Tai! 70 hier aan Seen eeloof geevenj dewyldeKever tuflchen de Vleugeldekzelen eene weeke
i o l r i n i van eene wollige en hairige zelftlandigheid heeft. Hy geloott integendtel, dat dit
celuid nereens anders dan uit de Voelhootnen hervoort pebragt wordt, nademaal hy gezicn
heeft, dat deze Revers, wanneer ze toor.-.ig gemaakt worden, een zeer ftcrk geluid van zieh
Eceven; inzonderheid het Mannetjc, dat, mct zyne Voclhoornen, zeer driftig, als met ecn
Lndklap, heen en weder flaat. Doch dit gevoelen verdient geene toeftemraing, en wordt
door de voleende proeve handtallelyk wcderlcid. Men vatte zulk een Kever aandebeide zyden,
met zyne Vleugeldekzelen, tuflchcn twcg Vingeren zo vaft, dar hy noch de vleugeldekzelen
noch de leden van zytl Lichaam verrocren kam dan zal hy, fthoon hy hier door m toorn g c
bra« werde, cn daar by zyne Vuclhoornen even zo vry als te vooren beweegen könne, het
seluid, dat hy te vooren van zieh gegeeven heeft, voHlrckt nietmcerlaatenhooren, dastente-
,al hv dit ireluid terftond weder van zieh geeven, zo rai men hem mel mcer tuffchen de
gen zal hy dit geluid terftond weder van
Vingeren vaft noude.
1«
K L E E M A W N .
liillil«!«':