•tvll
• , .
f
72 V E R V O L G VAN DE B E S C H RYVING
Tis-XJt^jrrtond myne gedagcen over gaan, hoe ik hmne Paaring bell zou können be.
fchouwon. IVia eenige overweeging befloot ik, i.-der paar in een byzonder Glas,
op te lluiten; waarin ib alvoorens cen takje van de Averonc gcdaan had Ik
»laakte het Glas van boven toe uiet eeu pipier, in 't welke ik, met een Pennemes,
ceno driekantige opening gefnecden had, die ik opligten en weder toelluiten
kon, om diardoor myne Wandelende-Bladen te fpyzert, met leevende Vliegen,
welken ik in de karaer opvong; nademaal ik zag, dat zy dezelven greetiff
vertecrden; om dat ze waarfchynlyk, op de reize braafhoiiger geleeden haddenfChter
fcheen elk Diertje genoegzaam verzadigd, wanneer het dagelyks vyfofzes
Vliegen kteeg. Maar ik kon voor ditmaal myn oograerk niet bereiken; en was
genoodzaakt, dezelven, nidieii ik ze in 't levcn wilde behouden, van elkandec
at te zonderen. Deze te zamen geplaatlle Infeften, naanilyk, fionden, zo dra
zy elkandLT ontdekten, tcrftond als verflaagen cn onbeweegelyk; na dat ze elkan-
(3er op die wyze cen tyd lang hadden aangezien,- hieven zy de Vleugelen om
•hoog,- en zo wel het voorlyf als het achteilyf vertoonde cene trillende en anTffige
•beweeging. Weinig tyds daarna vielen zy in allcryl, als verwoed van eramfchap
ilkander aan ; en hakten , gelyk cen paar vergramde Huiraaren , met hunne
klaaiiwpooten op elkander. üchoon 'er nu op de houwen, die de een den ander
toebragt, geen bloed volgde, waren ze nochtans van die uitwerking, dat 'et
•binnen vier dagen de Dood op volgde. Daarbenevens heb ik ook wel gezien
dat hunne veehtpartyen volilrekt doodelyk waren. Wanneer ze elkander zo naby
• kwamen, dat de een den ander met zyne vangklaauwcn konde grypen, moell
het gegreepene zulks wel eens met zyn leven betaalen; het wierd dan door den
yermeeileraar nicc allccti dood gebcecen, niaar ook vernleU, fn, toc VGrzadiciiis
yan zynen honger, opgepeiizeld. Men mag des zeggen, dat deze Schepzels
elkander zo wel uit granifchap als iiit honger vcrvolgcn; en daarom, ook reeis
in hunne jeugd, elkander ontwyken. Di: hewoog my eerlang, nadat ik nog
twee gevvonden verlooren had, deze Wandelende - Bladen ieder in een byzonder
Gias te doen; zonder hunne Paaring, daar ik echter zeer begeerig naar geweell
was, gezien te hebben. OndertuITchen bragt my dit op de gedachten, dat zy,
20 al hunne gevangenis hun diiiirin niec vcrhiiiderd n^ogte hebben, ten niinilen
cen bepaalden tyd ter Paaringe hadden; dien ik, als my onbekend'zynde, nict
Kon afwaditen. 't Is voorts zeker, dat ze Paaren, en niet op de Boomen wasfen;
zulks Hellen de boven reets befchieeven en afgebeelde Eiereu buiten teeenipraak*.
®
I I . De
* De rcets bovcngeooemde Heer Baron van Susi} had het gcluk, yao dcte aardigc Diertics tf
betrappen» tcrwyl zy met de Paaring bezig waren, en dezclve te aanfchouwen, Het kleine
Maiineken grypr met groote begeerte zvn Wyf j e , en volbrcngt de Paaring op deielfde wyze
als andere Kpringkhaaoen of K.eversj alhoewel z,c niet 20 lang op elkander blyven. Onder S
aodanige Diertjes, welken de Heer Baron ontvangen had, was niet meer dan ee'n enkel Mai>-
jietje. dat zieh met 4 o f 5 van dezelven vrolyk niaakte; de andere twee waren, toen hy le
. untving. rcets 2ccr dik van lyf, en waarfchynlyk al bevrucht, dcwyl het Mannetie hai ia
fcß lifti
• ' KL E E M A N K .
. • ' • f .
D E R R U P S E N EN V L I N D E R S. 73
§ . II.
De /ig- onzer XII-'<= Tab., zynde de Afbeelding van een Wyfje, ver-Ti«. xi l
fchaft niy nu nog gelegenheid, om iets te melden van de IUI en behendigheid,
wairmede dit Inl'eit zynen buit weet te vangen. En dan hebbe ik vervolgens
1)0"- het een cn 't ander van deszelfs genalte en koleur te zeggen; welke byzonderiiedcn
ik by de eerfl: befchreeven en gedroogde Wandelende - Bladen zo ,
naauwkeurig niet hebbe kennen waarnecmen.
S. IS.
Aangaande het eerlle; ik zag wel dra, en inderdaad met veel geiiöegeh, - datik
niet geraill had, toen ik uit de geftekenis der byzondere voorpooten van ons
Wandelend' Blad valllleldc, dat het niet anders dan leevende Infeften vangen,
en zieh van dezelven tot voedzel bedienen moeft. Dat de Vliegen lekkere beerjes
voor htm zyn, is boven reets gezcgd; en Tchoon ik wel gemerkt hebbe, dai:
ze ook Mtiggen en andere diergelyke Infeften vangen, fcheenen de eerilen hun
toch aangenaamer te zyn; hoewel ze voor de zogenaamde Brommers, of Vleesehvliegen,
eenige vrees cn affchuw lieten blyken, als ik dezelven aan hun voorwietp.
Het is zecr vermaaklyk te zien, wanneer zy eene Vlieg zpeken te betrappen,
hoe voorzichtig en lilHg zy daaromtrent te werk gaan. Zy hebben de
gewoonte van ten dien einde, met een verheven voorlyf, verl'chciden zeldzaame
gedaanten aan teneemen;waar byzedc,inzonderheiddaartocgevormde,vangpooten
insgelyks om hoog helfen, en tot zieh trekken; in welke gelhlte zy uuren lang
onbeweegelyk blyven zitten. In zodanig eene gellalte zit dit Infeft gemccnlyk-,
wanneer het,al is 't ook maar vanverre, eene Vlieg ziet,welke het meent te verralfen.
Zeer fcherp van gezicht zynde, laat het dezelveniet uit het 00g gaan; het
draait den kop naar alle zyden, werwaarts de Vlieg zieh heencn wendt; en hier
by is aantemerken, dat het in hunne blinkende, groene oogen llaande kleine
zwartepunt, het welk alleen in 't zelve te befpeuren is zo lang het Dier leeft,
altcos naar dien kant gericht is, daar het heenen ziet. Byaldien nu de Vlieg
niet naderen wil, of te lang op de plaats vertoeft, o-f wel verder afwykt, dan
weet het dezclve zo voorzichtig cn onmerkbaar, gelyk de Kat eene Muis, te
naderen, dat de Aanfchouwer zelve naauwlyks in ftaat zy, om de nadcring teontdckken.
Op den beoogden aflland, gekomen zynde , ftcekt het te gelyk
zyn lyf langkzaam zo verre vooruit, als het mogelyk is, en grypt, met de fnelheid
van een Blixem, met zyne vangpooten de Vlieg; fchoon ze ook nog wel
drie duimen verre van zyn kop af z;'. Vervolgens brengt het den geroofdeti
Buit aan den mond, op zodanig eene wyze, als de S f t e v e r t o o n t , alwaar dei'ij. 8.
gcrangen Vlieg met h. gctekcnd is. Ondertuflchcn gebeurt het echter niet za\-L-.a. K
den, dat de Vlieg het ontkomt, en 't Wandelend-Blad zyne lill ziet iniflukken. •
Doch zo de vangil gelukkig is uitgcvallen, dan byt het terllond, met groote begeerte,
het eene Iluk voor en 't ander na van de Vlieg af j en verdindt dezelve
K s ma