IF»
74. V E R V O L G YAN DE B E S C H R.YVING
f.3. XII m nigwerf geheel en d , zonder lets over te laaten. Byaldlen het n,et de rechter
Uaauw hec eene, cn mec de linker hec andere deel van de Vlieg gevat hee^
dan verceert het ecrft de eene, en vervolgens de andere helft, z o n d l X t l
• van te verl.ezen. Veelmaals houdt het zynen Bult ook maar met ¿nen kTaau^
vall om dien met den anderen des te bekwaamer te können wenden en k e e„
Zo dra de Bu.t verteerd is, reinigt het zo wel zyne fflaauvven als Vanlpooten
m^Ydersdeovenge Lrfemaaten, zeer zorgvuldig met den Mond; dSL wel-'
ten, hcen tre,«. Dit werk afgedaan zynde, maakc het zieh, als het lud heeft
zyne jagt voort te zetten weder tot dezelve gereed. Een IVlännetje vergenoes
z,eh dagelyks met «er Vliegen ; maar een VVyfje, dat grooter van l y f j f n e S
, vyf of zes, ot ook wel meer Vliegen voor zyn dagmaal.
S- 13-
Wanneer men zodanig een Wandelend-Blad by 't Lyf „tten en opneeme«
W.1 weet het zieh, ter zyner verdedigioge, wonderwel vm zyne Van-^klaaLen
te bedienen, en dezelven op eene gevoelige vvyze in de vingers te flaan! b X "
voorheen gezegde, dat het zecr fnel en hoog vliegen kant hebbe ik n to
nog te voegen dat het, wanneer 't in vryheid is, en zieh ter vlueht begeeven
wil, ook zeer fnel op zyne laage en tedere pooten voortloopen kan; fehoon het
anders daarm zeer traag en langkzaain fchyne te weezen :^want het w et zieh
by zodanig eene gelegenheid, ookwonder wel van zyne Vangpooten te bedienen
Dat de Wyfjes veel korter Sprieten hebben dan de Mannetjes, is medf ree«
boven gezegd; maar onze 8ttc/-¿¿j. gceft my hier weder gelegenhei om "
anderm.al lets van te melden Deze vertoont een VVyfje, welks ¿pdeten ve
9. korter zyn dan die van 't Mannetje; waar van de Kop in de oie
wordt; zo dat ik niet gemiit hebbe, toen ik ziilks, uit myne verdordl.' eli'eedroogde
Voorwepen, vaftftdde. De beide oogen , die, als gezegd is fen
zwart beweegelyk pnnt hebben, zyn, even als de oogen van andere Inliflen.
mt veele kleinen tezamengeileld; en zien 'er daarom, door een Vergrootda
befchouwd, tralieachtiguit; doch hunne koleur is, by de leevcnden, blinl4,d
groen, en met bruin, zo als by de dooden. De platte en linzcnvormiVe kop is
vanbo.en, aan zynen fcherpen rand, totovcr.de hellt der oogen, rSozenrood
geboord,welke koleur ool< de Sprieten hebben. Van vooren,raidden in den kop,
rulTchen de oogen, flaan dr.e geele, kleine knopjes. De Mond is met eeii ko?
tanggebit voorzien; d^at aan ieder zyde twee roozenroode vreetipitzen heeft. Het
lange en dünne Borlllluk heeft wederzyds van 's gclyken een roozenrood boordzel,
dat als eene bezoommg voorkorat. Aan 't einde van 't acliterlyf zitten twe
weeke , nederwaarts geboogen , en in onze Site Fig. met i. getekende vodarnien,
waarmede de Wyfjes zo wel als de Mannetjes, voofzien zyn! 1 t
derde n.tfteekende gedeelte, dat in onze figai^r tuITchen die beiden ilaar en
yeei korter, maar ook dikker uitvalt, is het Geboortdid, dat zieh met "eene:
fplecE
Äf- 8.
ielt. i.
B i n R U P S E N EN V L I N p E R S. 7S
fplget ppent By de Mannetjes zit ter zelfder piaatze een zeer korf, cn naauw- TAB. X1(
lyks merkbs!"' iTeil lid verborgen, .en eyen daarboven is de opening tot den
•fgang.
§• '4-
Verder hebbe ik r.og iets aantemericen van de binnenviakte der beide Vangpooten,
tcn welken einde ik 'er een in de lo^e onder 't oog gebragt hebbe. lo.
Men befpeurt naamlyk ter piaatze, alwaar de inieding aan 't lyf is, kort aan 't'
\einde, by Letter k., zonder onderfchdd van geflacht, een zwart vlakje, in \ Lea. k.
welke nien te gelyk menigmaal een iets kleiner wit vlakje ziet; het welk echter
dikwyls ontbreekt; ook is de gantfchc Bovenfchenkel daaronitrent met witte
punten befprenkeld. In het hierop volgende Scheenbeen wordt men, omtrent
liet midden, by Letter /., eene zwavelgeele vlak gewaar, en voorts by /-f«.
benevens de fcherpe Vangklaauw, de eigcnlyke tedere Poot, die uit ettelyke ™
leden bellaat.
Daar het my niet had mögen gebeuren, de Paaring dezer Tnfeaen te zien ,
i^teef inyne nieuwsgierigbeid my te fterker aan, om de inwendige deelen ter
Voortteelinge te onderzoeken. Het gebrek aan ruimte op deze l a k heeft my
niet toegelaaten, om ze afgebeeld te piaatzen; maar ik hoope dat myne befchryying
genoegzaani zal zyn, om 'er den Leezer een begrip van te geeVen. Ik
hebbe ten dien einde, in de niaand September^ een Wyfj e geopend, waarin ik,
behalven den Aarsdarm , een grootcn Eierftok ontdekte. Dezelve bellond,
even als die van den grooten Gras - Springkhaan , in 't twccde Deel van dit
Werk, by de Befchryving der Springkhaanen en Krekels, op Tai. IX. Fig. 3.
afgebeeld, in twee elkander gelyk zynde deelen; die elk ongeveer 30 zulke
oianjegede Eieren bevatten , als op deze Tab. XII. Fig. 6. afgebeeld zyn.
Het fcheen my cerft toe, als of ze met veele witte draaden doorweeven en te
zaraen verbonden waren; dan, toen ik 'er den Eierftok uitnam, cn dien in 't
water lei, bleek het my, dat 'er altoos 1 Eieren in een teder draadachtig verblyf
achter elkander zaten, wdks uiterile einde een dünnen draad vertoonde,
Bovendien.zitten deze Eieren nog zeer na aan elkander; invoegen dat ze als op
een pimt te zainen Haan, cn bondelswyze aan een hangen, gelyk de Eieren van
den Doodgraaver, op de I. Tah. van dit Vierde Deel onder 't oog gebragt.
Behalve dezen Eierilok, ontdekte ik, ter wederzyde van de Geboorts-opening,
van rondsomme, veele bruine, tedere, draadachtige vaatjes, in welken eene
brainachtige vochtigheid huisvdlte; welke, myns oordeels , nicts anders kan
zyn, dan het fchuini, waermede de Eieren, by de Geboorte, door het Wyfje
overtoogen worden. By de Mannetjes vond ik , in plaats van den Efcrllck,
«enige heldere, doc's weinige Zaadvaten. Aan den engen doorgang, die, in
bei"
jiCj;
Iii
m
im.