T O Ä i . l V T i i b . X X X F I .
D E R R U P S E N EN V L I N D E R S .
S. 5-
Onder dit flach van Spinnen, die wy by ons voor de grooillcn houden. zyn Täb.
»11>-V» — .. — O Ii-,,,.
D j vvicce cn groene Spinnen dczer foorc, waarvan andere Schryvers gewag maa- XXXVL
kcn, zyn my nog niec ondcr 't 00g gckomen*. leder Spin heeif:, zo a]s ik reets
gvzcgd hebbe, cen borlHluk en een buik. De laacile overircfc de eerlle, by
deze onze loorc, zeer veel in groocic,' en is op de bovcnvlaktc met verfcheidtn
vvicte vkikken verderdi welken in zodanig eene orde ilaim» dat ze in 'c midden
verfcheidcn kiuifen formccren ^ui!; welken hoofde zyden naain van Kruisfpinnen
bekomen. Op den ru^; der roode Kruisipinne, Tab. XXXVl. Fig. i. zyn die
vlakken gecl. Behulve deze vlakken ziec men aan 'c groodle deel, of aan den
buik onzer .Spinne, achtcr en onder aan den Spinne-wrac of klier, zo als de-
•zelve op Tab. XXXVl. Fig. vertoond wordc; uic welken de draad, waaraan
de Spin hangt, uitgaar. Omcrent in 't midden belpeuri men een klein byzonder
haakje, 'c welk de Heer F r i s c h voor \ Manlyk ceellid opgeefdt; en even
zo is aan de Wyf jes aldaar ter plaacfe hcc Vrouwlyk geboortelid ce zien, waarvan
ik hier onder nader fpreeken zal Het borllihik, door cen cedcren draad, of
naauwen doorgang, aan den buik vail zierende, is van vooren fmailer dan vari
achteren^ en omcrenc het midden heeft heczelve eene verdieping, welke eene
Latynfche V verbeeldc. Voorwaarts aan 'c ztlve flaan B oogen; als vier in \
middikwils
dit nadcrhand nog herhaald worde , cn of het 's jaars meer dan eens gefchiedc, kan ik
nog met geene zekerheid bcpaalen; dau die is zeker, dat men haare balgen dikwyls> byzonder
in 't Voorjaar, in haar Ipinzel ontmoet. Zy leggen 00k, van alle haare uitwendigc deelen, de
geheele huid a f j waar vaa zelfs de hoornagdge vangtaagcn niet uicgeionderd 7.yii. En haare
k o l e u r i s , na de atgelegde vervelliiig, nicc alcyd zo als voor dezelvcj dikwyls ondcrgaat zy
zeer veel verandering. Voorts, gemerkt de Spinnen Infeiten zyn, die van den roofleeven,
cn daarom elkander zelfs nict verichoonen, zo blyvcn zy , na haare g^boorte, niet Jang ia
geiclfchap by een; ze verwyderen zichintegcndeelwel haali van elkandctj en een ieder zoekt
z o lang fenzaam te blyven , tot dat de drift om haar geilacht voort te teelen haar trckt> ota
l i e h eene Gade optezoeken, ea elkander vricndelyk te bejegeucn.
K l e e m a n n .
• Iq lyne befchryving van allcrlcie Infcöen tni . Vllde Deel, pag. 7.
+ Ik hebbc wel Spinnen van deze koleur gezien, maar ze zyn zo groot niet, als die van der«
ibort
K. L E E M A N N.
J Doch dit is eene misvatting. Men vindt h'ct Manlyke teellid nict van onderen aan den buikj
maar, zo als ik reeds gezegd hcbbe, aan de körte zo genocmde voelpooten van de Manlyke
Spionen. De Heer RSfel heeft wel op de XXXVf t e PJaat Fig. 3. een Mannetje atgebeeldi doch
liet teeilid aan de voelpooten is in de afbeelding niet te ondeikennen.
K l s e u a k k .
i
t f ^
n