R U P S E N EN V h l N D E R S . ''•H>li!ijll
fah. XIX. Fig. 3 en 4. afgebeeld, befchrecf, hebbe ik reets van dezen Viin- TAÜ.^ _
d e r , welke veel overecukomll hcefc mec dien, wc lké, in \ Eer i h Deel , twecde XXVI!..
C l a f l e der Nachcvlinders, o^Tah. XV. afgebeeid is, gewag gemaakt; fchoon
h y ray dies tyds alleen door eene a fbeelding bekend wäre, en ik hem in onze
Landlh-eek nog nooit gezien hadde. Hoc grooc dcrhalve myn vergenoegen
w ä r e , coen ik denzelveii, op den 5. Fehruary 1758, van myn waardcn Vncnd, -
den Heer J. C. D. SCHREBERS, uic IJallc^ oncving, kan cen Liefhebber
der Infeften by zichzelven geiuaklylc iiagaan. Hy berichtce niy teffens, dac de
R u p s van dezen Vlinder, om en aan Halle^ (en, zo ik verraoede , in de
M a a n d op de E l z e b o omen, tevindenis, en veel overecnkomil hcefc,
mec die ^eene, welke ik, in 't Derde Deel van dezc Hirtorie der Infeclen, op
Tah. LXXI. F'tg.c. 7. afgebeeid hebbe*; .doc h de Vlinder zelve is zomwylen, •
zegt hy, veel donkercr.
Dac de eerftgenoemde Riips de geene niet zy,- waaruic onze Vlinder voorrk
o m t , maar dac ze flcclus eenige gelykheid mec dezelve heefc, is uic hec haar
b y g e v o e g d e ipinzel, en de insgelyks afgebeeJdc Pop ligt ce befluicen; wanc hec^^
V 3 fp i n -
Fraxini, hct Blaauive Engelf che OrdensUnd, getioemd. Dezelve kan inderdaad cener Infedten
verzamelingc ten-cievaad llrekkeo} en is z,o ongemeen, dat rnenig Liefhebber 'er zecr
gaarne twee Ryksdaalcrs voor bctaald hceh. De fchiiderachtige verdieping der bovenvleugclen ,
is by eenigen nog donkerer en mecr afchgraauw, dan in het oorfprongkelyke, dat de Heer
Röfeliiici in afbecldicg vertoont. Men heeft dez,eii Vlinder ondcr die Ibort te betrekken,
welke de berocmde Heer ds Reaumur Phalénes à Bandes nocmc.
K L E E si AN Ti!
® D e Rups van dezen grootcii Nachtvlinder is, van de Maand Mai toi o'^ hei einde van de
Maand ^J'//«}', te vinden. Ze onthoudt zieh gemeenlyk op de Espenboomen , welker biade»
xy tot voed. el gebruiktj doch ze geneert zieh 00k met de zogenoemde Almer-booms bladeni
populus Nigra, oi àc Z'warte Popelier Boom. Deze Rups is teer onderworpcii aan de najaaging
der Sluipwespcn, alsmede aan die van eenc groote en kleine foort van Muggeiu
waarby zieh ook nog zomtyds de Mieren voegen. Schoon deic Rups eenige ovcreenkonilt
hebbe met die, welke in her Illde Deel op Tab. LXXI. Fig.. c. 7. afgebeeid is, zou men
echter niet können xeggen, dat z,y juift gelyk aan dezelve zyj want menbefpeurt, en. in
tekening en in kolcur, een merklyk onderfchcid tuflchen die beiden. Nader komt zy, by
de in hct Eerfte Deel van de Nachtvlinders tweede Clafle Tab. XV. voorgcftelde "Witdoornen-
Rupsj en ze gaat dezelve, volwaiTen zynde, in grootte nog ver te bovcn. Een groote lichtwitte
piek van vooren op den rüg was , aan die gene, welke ik gezien hebbe, liet zekerftc
kenteken, waar door zy van de Witdoorn-Rups onderfcheiden kan worden. In de Maand
Auguflus ontving ik uit haar den Nachtvlinder. In myne liyvoegzelen zal ik nog ecne afbeelding
van de7.c Rups mededeelen ; en daar nevens het merkwaardigfte van haare verandering
voegen, te mecr, om dat deze Rups, in het ivde Deel van hct koftbaare Werk van -
Seba, Tbefaurus Rerum Natural, y alwaar dezelve op Tab. XLIX. Fig. F. 1. benevens de
Nachtvlinder Ftg. F. i-> afgebeeid gevonden wordt, geheel aiet naar de natuurlyke geftalts '
Toorgeftcld is.
• - KL E E IIA NN.
üJl'iüEil;
t i l i