iSS V E R V O L G »AN DE B E S C 11 Tv Y V I N G
" "f.
Tm- „ blcek-eegroon ; docli ovcr lict gmüizhe lyf ziet raen h;iar, mot oiu^llyk veel
..kleine wkte, mot verhoveu iHpjcs, als gdbrenkclJ. Voorts heoft ze, »-.m
j, woor^kaïue. eon wicten sydoitrocp, welko eclitor nioc, als by do Rups op Ttib.
,, MIL, tüc ào bûorni^e ibarcipits vooreioopt, inuar zieh aileen toc aan iiet
..laattto lià uitilrokc. Do kop is kloiii en rond, in ailes aan die van Tab. VllI.
„geiyk, en di-.vagt. benevons do pooten, eene groene koleur, even als het lyf.
..De" hoornagtige liaartlpiis hoeft do oigenlio grootte als die ran J'uh. Ml!.;
., lïaat rocht uit, eu vertoont .^icii go^Yüo^iyk witachcig groen ; doch ik heb
,,ook wel gehad, welkor iiiterile'^lpits iii 't zwanachtige viol. ¡Mon heef't dit
..ailes intuiichen te verlVaanvan voKvaiïèn Rupien, die voor de laattiemaal liunne
„huid verwiHèld hebbon; want voor deje Lvatlle verwifloling verioont ze zieh
„akoos doorgaaude grasgroen; als dan ontbreekon haar die wittc ttipjes nog;
uiaar de witte zydoibrex.'pon zyn roeds zichcbaar. Alle myne Rupien hebbon
„iieh bertendig, nog voor het einde van .iuguflus, ter verandoringe geichikt;
„omcrent welken tvd haare groene vorwe in het leverkolcurige verichoot: ze
„kroopen vervolgons in de aan haar gegoevone aarde, en beroidden in dezelve
j'eeno laugkvverpig rùnde holligheid,"iii welke zy, zondor eenig Spinzel te
„niaaken. voranderden. Na verloop ran vier dagen trof ik gemeenlyl; in die
„holligheid eene Pop San, welke aanvangklyk goudgeel was, niaar vorvolgens
„donkorbruin wierd; zynde vorder volkomen gelyk aan de op 7'ab. \'ill. afge-
„niaalde Poppe. Deze Poppen bieeven by njy liggen, tot in de iMaand iVai
'.des volgonden jaars; wanneor ik 'er den Vlindor mot doorzichtige vlengelen
„ uit erlangde ; welken ik niot behoeve K beiehryvon, daar dezelve U E. reeds
r.bekend Ts. Alleonlyk hebbe ik desaangaande to melden, dat de vleugels van
!,dezen Vlinder, wanneor hy 7.0 lerltond zyne Poppehulze verlaaten heet't, niet
„7.0 gantlch doorzichtig zvn, als die der zulken, welken men, reods gevloogen
„hebbende, in de Inioclon-vorzimelingen aantrett. By myne, maar even uit-
..gebroken Vlinders, was dat gejoeke des vleugels, bot welk zieh by de anderen
.,alseen helder glas doorzichugvertocnt, altvd met een zeer teder graauw of
„leverkoleurig vederliof bezet; waar door de \"ogel, zynde dit graanwe met
., zwart bezoomd, teltei:S eene itaaie figuur maakt. î\laar dit vederliof is van
„diefynte, datée Vlinder het zelve, zo dra hy Hechts uitvliegt, onmogelyk
„cehoudcn ktinne. Ahaus mvne oerliuitgekonien N'iinders, die ik teritond op
,.hunne sebeorte rcet eene naalde valUbak, verlooreu her zelve, blootlyk, door
./t fiadderen en llaan der vlougelcn, op 't fmertlyk gevoel, dat hun de fleek der
„naalde veroorzaakte. 't Was rov des niet doenlyk eenen vleugel volkomen te
i,houden. zo ik niet de Naalde, "waarmede ik haar vaft wilde hechten, voorat"
„ii'ct een Waichlicht gloeiend geniaakt. en den Vlinder dus het leven benonien
„ had . eer hv zvne vi rugels beichadigen konde. Hoe het bykome, dat ditgraauwe
..vederfiofmin'vallop den vleugel kleeve, dan hetzwarte, waarmede de vleu-
¡.cel omgeboord is, en dat men nog op denzelven vindt, of fchoon de Vlinder
reeds lance omgevloogen hebbe, "kan ik juift niet bepaalen; dewyl ik nog zo
,, veel ivds'nict gehad hebbe, dat het mv rcogelyk geweeil zy, met het Micros-
„coop.
DF-a R C P S E N EN VLINDERS . 189
„eoop, daaromtrent eenigc waarneimingen re doen, Uit dit alles zult UL. T...
„vermoedelvk zo veel naricht nopens deze Rups erlangen, dat het Uh. voorts •
niet moeilyk ?,v dezelve tevinden; gemerkt UE. nu weet, waar ze zieh ni-
" zonderheid tot iiaare voedlng ophoudt. Zo 't UE. echter mislukken niogte
"ir.ar aamctrellen, ziet dan oenigo Wyijes-Vlinders niagiig te worden; welken
in 'U.ü bv menigte te vangen zyn, daar ze, op den vollen middag, ni aantal
"aa/en , op'den blöellem van de witte Turkiche Syringe, C Syritiga Lußlanica
• thrs a / l / o,) ora 'er het iap uit te zuigen. Laat dezelvou Bieren leggen, wel-
"ken van eene groene koleur zyn; en U E. zult, dit gelukkende, terllond bin-
,."nen voortien d.igen jonge Rnpsjes verkrygen; die UE. dan voorts, niet het
i.opgeniolde voedzel, tot' volwaifcn ilaat kunt brongen. Wyders is docr niy
r,noa opgeinerkt, dat ik dezen Vlinder nooit des avonds, of in den nacht, maar
"akoos over dag, by een warmen Zonneichyn, hebbe 2ien vliegen. 't Is dus
"laatillykblykbaar, dat de Ichoone, niet zeer groote, groene Staartrups, met
?evenfchuinl'ehoogroodezydcllreepen, die U E. vericheiden reizen in 't gras
' .'ovonden heeft, en welke UE. op de bovenaangehaalde ßlaii z yile 188, verl^
noedelyk befchouwde, als de Rups van dezen Vlinder,geenszins tot denzelven,
„maar tot eenen anderen, veelligt niet zeer belienden Vlinder behoort. Mögt
¡!UE. daaromtrent zo gelukkig zvn, ran zulk eene Rups ter veranderinge te
„brengen; dan zou 'er niogelvk een geheel nieuvv of tot nog niet befchreeven
„ Infeft ten voorichyn komen; met welks beiehryving U E., aan alleLiefhebbe-
„ren derNaiuure, een buitengemeen aangenaam gefchenk zoudt doen.
De me er hhskraodi dan k aneclhniuie N ACH T VL I NDE R , ge -
Imriig uit de Ru ps en Pop, in het Derde De el, Tob. LXXI.
Fig. a. I. i7. 2. a. 3. a / rciie ofgebe eld; behoorende tot
de t - we ede " C / alje der' Nacbtvlin ders.
^"e;7cn voorlang te vergeefs gewcnfehten Nachtvlinder, hebbe ik aan ee- XAK.
nen alliier woonenden Beguniliger te danken, die denzelven in 't voorleeden jaar XXXIV.
1753. in de Maand \ uit dat flach van Rupfen gewonnen heeft, die ik menigmaal
gehad, maar nooit ter verandering hebbe können brengen; en welke
ibort ik in myn Derde Deel Tah. LXXI. i'Vft a. i. a. 2. a. 3. met haar byzonder
Spinzel, reets befchreeven hebbe. De Vlinder, welken ik van myn
Begunlliger ontvangen hebbe, was een Wyfje; 't welk ik in dit Vierde Deel
Tab. XXXIV. Fig. a. eii b. op tweeerleie wyze onder 't oog brenge.
=
I f J s De el, ißc Stai. Bb §. 2. Dit