• ' N l H ü i
2 9 2 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
e n 00k wcl om haare Eieren daar iiiede ce bedekken; als mede om zieh voor 't
Valien te behoeden. 't Is zeker dar de Spinnen zulks mcde om foortgelyke reden
d o e n ; dan hier komc by, dac alchans eenige Spinnen, zo lang zy leeven, niet
zonder fpinzel können zyn; nademaal zy alsdan haar voedzel zouj'en niiflen,- zo
dat zy geuGodzaakt zyn een Ipinzel te maaken, om haaren roof te vangen.
§ • 3- •
D e Spinnon, over 't algemccn bcfchouwd, hcbbcn iedcr aclic lange pooccn,
beneveiK twee kleiiicn orkoncn, die voor aan den kop ziuen, cn fpriecen of
voelpoocen geiiocmd können worden*. Maar dir is aileen van de Europifche
Spinnen te vei-llaan; wanc ik hcbbe ecne grooce buicenlandfche Spinne gezicn,
w e l k e , bebalve de beide kleine voclpooien, werklyk ticn grooren had. Hec
l y f der Spinnen is uit twee deelen te zamen gcfteld; te weeten, het voorlyf, dac
i n e n 00k het borilltuk zou können noemen, en bet achterlyf, dat de buik is.
H i e r b y itaac aanremerken, dat aan eerfte, ik meene het boriliiuk,al!e de acht
p o o t c n hunne inleding hcbben; en daar door onderfchcidcn zieh de Spinnen van
d e Myten, welken, behalve dac ze niet ipinnen, de acht pooten, waannede
z y 00k voorzien zyn^ onder haar eendeeÜg lyf hebben. Even zo is 'c gelegt ii
met de klii'ine hoog-karmynroode fimveele Land-]\iyt, welke gcmeenlyk in \
V o o r j a a r en des Zomer s op de Akkers gevondun wurde: en eene andere foorr,
die zieh allecn in 'c wacer onthoiidt, hebbe ik reets in 'c Derde Dce! op de
XXVitc Tiik. aigebeeld en bcfchreeven. Om die zelfde reden behoort 00k her
I n f e i l , dat men 111 Duicfchland Haverhok^ op andere plaaifen Houtbok enz.
r o c m t , hier niet onder. Want fchoon deze Dieren veel overeenkomil mct de
Spinnen hebben, %o fpinnen zy echicr nieci" cn derzelver lange en cedere poot
e n , die zieh, van 'c lyrgetrokken zynde^ rog een langen tyd bewecgen , hec
welk die der Spinnen niei doen, hebben, daar y.c geen af^onderiyk voorlyf bezicten,
hunne inleding aan hec cendeclig lichaamf.
4 - De-
• Dcze zogenaamtle Voclpooten niogtcn licver, wegens het gebvuik dat 'et de Spinnen cati
maaken, Kulpartnen of Hulppooten gehtietcn worden. Zy hebben aan de Maiiijke Spinnen,
van vooren, eene wecl dikkcr en kncblyker geltalte, dan die pootcn, waarmcde de VVjfjcs
noovzie n zyn Zulks ontltaat daarnit, dal, b / de Manlyke Spinnen, het teellid zieh van
Vüoieii aan dcze beide deelen bevindti vvaarlegcn by de Wyfjes. die aan deze deeleii nieis van
dien aatt hebben, het getooi l e lid acliter de borft, van oeder en van vooren , aan haar dik agt
e r l y f te zicn is. Wyders zyn de Mamietjes, buiten dit, aan haar rank cn dun achterlyf, zeer
l i c h t van de VVyfjcs te onderlchciden : waaroHitrent cgter nog aanicmerkcn Haat, öat mcn
de Maniyke Spinnen niet zo vccl als de Vronwlyken te zicn krygt. Van de geftalte en de
eigenfchappcn dezer dublielde tcejlcden aan de Manlyke Spinnen, cn van andere nicrkwaardip-g
dcclcn der Spinnen , hoope ik den Licthcbberen van de Natunrlyke Hiftorie der Infeiten , Tn
m y n e B^jvne^zclcn op dit IVde Deel , nog ecnc getrouwe afbceldlng en befchryving te zullen
können gecven. KI , E J L M A K , \ .
f Juift (laarom heeft de Heer Röfel dit met zcer lange pooten voorziene InfeiJ, f dat anders
0 0 k wel de iFcvenknegt geiioemd w o r d t e n dat van ondercn aan zyne twee Vangwerkiuig
c o
R Ö P S E N iu V L I N D E R S. 1 9 3
Dewvl 'er voorts onder de eigenlyke Spinnen ook eenigen zyn , die in 't Wat
e r leeven, van welken ik in het Derde Deel, Tab. XXIV. reets eene loort
befchreeven hebbe; buiten welke my op heden nog geen andere bekend is ; zo
können dezelven in Water - cn Landipinnen verdeeld worden. Van deze laati en
zyn my zo veele onderfcheiden ioorten bekend, dat ik ze gevoeglyk in vyf Clasf
e n v e r d e e l e n möge; en iehoon ik dezelven alvoorens in het Derde Deel opge-•
noerad hebbe, zal hec my nochtans, zo ik hoope, geoorloofd zyn, zulks thans
t e herhaalen; nademaal ik voorneemens ben, eene andere fehikking daann te
maaken De Eerlle Claüe der Landipinnen beilaat, volgens die ondcrfchezding,
in ziilke Spinnen, welken een perpendienlair of loodreeht fpinzel maaken, dat
bykans radvormig is, en dus in de vrye lueht hangt; door welks behulp zy haaren
roof we e t e n te vangen t ; e n hier onder behooren de zogenaamde Kruisfpmnen,
welken de grootlle foort van deze Eerfle Clafe uicmaaken. Onder de iwetde
ClalTe brenge ik de verfcheiden foorien van Hoek-oi Hooljpintien, welken or-
B b 3 de n -
Een niet gelyk de Spinnen, aan haare twee kaakebeenen, met fanden, cn een daartuflchcn
ingeflaagcfi enkeldcn vangklauw, maar, naar de w y z c van de Krccfisfchaarcn, aan icdcr met
t « ' e e overdwars zieh opcnende rangen, voorzien is , met tcgenlkande zyne lange pooten , m
het Derde Deel van deze Hittotic der Infeften, by de befchryving van de of Tab. XXV.
r o o r s e l l e l d c hoogroode Watcrniyt, {Acuns yiqumiau Linn. p. 1025. f p . m.) 3. n'«
b y de Spinnen, maar by het Myten gellacht gevoegd. Voorts heeft dir Inl e f l , ( h o ewe l het
de beroemdc Engelfche Heer Dr. M a n i f , U f l c r , in zyn geleerd Werkje de Aranm. f.p.
mct eenioe andere beroemdc Natuur-Üuderzockcrs, onder het Spinnen gellacht geteld heett, J
llaar denlart dcrnieclle Myten. boven op zyn kop, ( ongeacht de Heer Dr. J . H. Sulzer, m
d e i t o f / V / j , in zyne A o . i ; « ! nitgegevenkentekens der Infcden. p.lS6. het vier oogentocgecigcnd
heeft, ) niet mecr dan maar twee oogeni waartegen de meelfc Spinnen van vooren op
den kop, met 8 oogen voorzien zyn. Maar Spinnen, die, gelyk. ccnige Natuur- Onderzoek
e r s b e w e e r e n , 6 of ook wel 10 oogen hebben, hoedanig eene tienoogige Spin de beroemd«
• Hooke eezien zou hebben, zyn my tot nog niet voorgckomeo.
K L I E P I A N N
• la is Memdres de tiialbematique & de phpque, preratis h f Acndemie R. des Sciences,
in 4° met 9 koperen plaalen , te Parj s gcdrukt . heeft de Heer iMuUer de Waterfplnncn ( Hydrsclma,)
van welken zyn Ed 40 Ibortcti opgeef t , befchrccven. Zy hebben allen eene Zeer
fchoone koleur; dochÄö/e/, Geoftui en Suizer hebben 'er niet meer, dan 3 foorten van befchrccven.
K L E E M A K K.
i Deic spinnen vervaardigen l ich. daarbenevens, aan het einde van haar fpintel, op. eene ver.
zekcrde plaats", nog eene kleine Celle, waaiin zy-/.ich, uit het, midden van haar radvormig
f p i n z e l , by den nacht of windi g weer, of als het regent, begeeven. Daarentcgen z j n 'er ook
onder de Spinneu, die een radvormig net maaken, eenige foorten, die allecn by nacht m het
a e l v e zitien, en op haaren roof loeven; maar zieh by den dag in haare Celleii begeeven. Zel6
t e e f t mcn eene fooit van Kruisfpimicn cnrdekt. die, buiicn haar net, van boven, onder een
verdek, eene hinderlaag bouvveu, waarin z e ziiien ic loereu op de Muggen, die het ongeluk
hebben van in haar net te vaUen.
K L £ £ M A K tf.