• l a
:' iSl'
iSo, V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
T a 3 als de beide foorten, op onze Tab. XXXllI. afgebeeld; welken my nu voor 'i
XXXIII. tweemaal onder 'c oog gekomen zyn. Even daaroin is ' t , dac ik dezelven,
b o v e n anderen, die my nog bekend zyn, thans cot een onderwerp niyner afbeeldinge
verkooren hebbe; te meer, daar ik zeei- begeeri g ben, oni derzelver Rupfen
te ontdekken, en ^ niy reeds meer dan eens gelukc is, om längs dien weg
verfcheiden Vlinders, in liunne drieerleie geftalce, als Riips, Pop en Vlinder
te leeren kennen.
D e z e tegenwoordige Vlinders worden meeilal, in de Lence en den Zome r , in
de BolTchen of op de Heiden gevonden; doch zeldcn op zodanige Weiden en
V e l d e n , die verre van een Bofeh gelegen zyn. Ze behooren beiden zekerlyk
t o t d e E e r i l e Clafle der Dagvl inders, naar uitwyzen van de, Iran eigen zynde,
v o o r f t e pooten; doch, ler oorzaake van hunne verfchiilende groocte, kpleuren
en tekeningen, cwvfl'ele ik niec, van ze voor cweetirleie foorten te houden. En
F'g' I-^- men zal dit rayn gevoelen, op eene naauwkeurige befchouwing van de iile en
3- 4- 2dc niitsgaders van de ^Je en 4Je f j g . als men ze opletcend met elkander vergel
y k e , zo ik yertrouwe, gcreedlyk toetemmen.
3 -
j D e eei-fie foort mag msn met regt memen, den grooten Vlinder
van de Eerße Clafe der Dagvlinders, die met lauter geel
hezoomde zzuarte oogfpiegelen vcrcierd is*.
F:g. I. Op de befchouwing der ill-' Figuur, in welke hy met uitgebreide vleugelen
mede voorttevairai. of (ihoon ooV andcic Vrierden my rccts met hocnt afbeeldingen voorgekomen
mogten iyn. Ik hoope des, l o God my het leejcD fpiarr. d.t myn voorjeemen,
len lyncll tyd, tot beiicediging vaü alle hooggejchte Liefhebberen, nog ter vcrvullinge tc
' " " S " - KL E E .MANN.
t lu Lim. Syß. Nat. edit. XII. p. 77V fP- '54' ^''P- Etno imd
de 1. H^eegdoorn-Uil- Hy Hv verrooni vertoont «ertoont i-zieh lieh ieu iliet niet altyd met Lulkc heldere oranjeverwige r .. i . i i . g o—.en.
noch met eene zo iicldei-hcldere e bnüne.bniine, maar maar dikmils dikwils ook met eenem'tbrumg_;^ aauw^vallende_„grolld. ,
vcrwe. Milfthirn is het laatße mede een kentekcii, waar door het Wyf j e zieh vaii^het Man^
m k onderfeheidt. Ik houde de Rbfeirche afbeeldms voor d,e van een Mannet,e. Wegens de
aan de.e Dag.linders eigen i jnJe ftompe klaüuwcnlooie voorpooten, behooren ly zekerlyk
de Dagvlinders der Ille Claflei maar ten aanzien der Rnpfe, en zoo ook d,e der daar op
vollende Fl' 1 en i . tot eene midddfcort, die, in haare gehecle verandenng befchouwd zyade
^aaie ämurlyke plaats milchen beide de ChOen fchyct tc hebben. Ook zal men tcrd
a ? X zo zy, wanneet ik den oorfprong va„ deze Rups zo als een my toep
m i o n Vriend dezelve in 't Anfpachfche „aargenomen heeft. hier bekend maakc: deze ber
i c l t t e my op den I9äe" Fei rua' ; 1773- Jaar omtrent het volgendc.
R ü P S E N EN V L I N D E R S . 1 8 1
v o o r k o n u , ontdekt men terllond op derzelver bovenvlakte eene fchoone wcer- Ta».
f c h y n i f f e , meer oranjebruine, dan olyf kolei irige, grondverwe. Voorts hebben •
alle de vier vleiigels eene cierlyke witte iiitgelchulpte bezoommg; waarop, na
een taraelyk breeden aflland, in ieder, vyfniet zeer heldere oranjegeele ovaalronde
ringen van ongelyke grootce en byzondere orde gezien worden; die allen
van binnen zwarc zyn. Gelykerwyze nu alle deze ringen met even groot zyn,
20 flaan ze ook, in de voorrte of bovenvleugelen, in eene gantfch andere orde,
dan in de onderftcn. De eerllen ziet men zeer na by elkander, in eene ongel
y k e rci; en de laatrten zyn eenigzins van elkander afgezonderd; de beide klejnÜen
en minder zichtbaaren, Haan kort aan de voorlle vleugelen; en de drie
o v e r i g e en even groote ringen dezer vleugelen formeeren, naar achteren , eene
rechte rei. Behalve deze ringen befpeurt men ook nog, omtrent het midden
van elken vleiigel, eenige körte dwarsllreepen , welken, iets helderer dan de
grondverwe zynde, nagenoeg de winkbraauwen der eerft be;chrccven oogvlakken
Ichynen te weezen. Het lyf van dezen Vlinder vertoont zieh meerendeels
z w a r t a c h t i g - b l a a u w - g r a a u w ; en de kop is, nevens de Ijirieten, even zo gelleld,
als by anderen dezer Claöe.
s . 4-
Diit wydcrs de oiidervlalice der vJcugelen oiizcs Vlinders, van wegen derzelver
iiardige lekeningcn, 'er veel fchooner cn bevalliger uitziet, toont ons de 2-
/'/V.^waarin hy, mec opgeheven cn van boven. te ziimen gevoegde vleugelen;
" e f y k hy gewoon is dezelvcn in 't zitcen te draagen, vertoond wordc. De grondverwe
dezer vleugelen is b leck-oranjcgcel , mec olyf-bmin vermengd; inicsgaders
veel helderer dan de bovcnvlnkte,- en naar den kanc der inleding valt dezclve
d o n k c r e r , dan aan den buitenrand; welke mec eene cicrlyke bezooming pronkc.
IFäe Deel. iße'SiuL Aa. Aan
" D e n - in het uitmuntcndc iVde Deel op Tab. XXXllI. Fig. 1 cn 2. afgebeeldcn, met
„ooi'rpicgels vercierden Dagvlinder hcbbe ilc uii de Rups, cn v/el van 't Ey af opgekwcekt.
„ %Y heeft Over 't gchccl eene blcekgrocne koleur; de kop is l ond j en op het laatüc lid ibaa
" w e e Witts punten. Het Woudgras is haar voeder. ik had rects dikwils opgemerkt, dat
„ h e t Wyfje van dczeii Vlinder zieh meerendeels onder de ftiuikcn van zcker jong geboomte
,',ophield; zulks deed my eens, uit nieuwsgierighcid, ccn klein takje affnyden, en ieder gras-
„ h a l m t j e met fcherpe oogcn naaiiwkeurig doorioekcn; na alvcorens geiien te hebben, dat
„ z o d a n i g een Vlinder zieh een tydlang daar onder opgeiiouden had. Ik vond op verichcideii
„geheel ronde witte Eieren, welken ik voor de behuixing van de Riipshield; cn ik wierd
',vv«l dra in myne mecning bekrachtigd. Na verloopvan minder da» p dagen, zag ik deze
„ E i e r e n r a o o i g r o en worden • ende Rupien .cntwonden zieh ecrlang uit haare naauwebehuizing.
Ik verzorgde haar met verich voedzel cn kreeg 'er vyfgelukki g door. Ze ver.velden ordentelyk
drieihaaleni doch bchieiden den geheelen tyd dezelfde koleur. Haare verandenng ge-
„fchiedde zo als by de Dagvlinders der Eerlte Claflej maar de Pop was meer rond dan laugk-
„wreipig. In 't beein vcrtoonde ze zieh gcheel grosn: doch zc \nerd von lyd tot tyd blcckcrj
„ en kieeg vervolgens eene gantfch witte kokur, welke zy 8 dagen bdhieldj waavüp zc rion-
„ k e r b r u i n wieid. De tyd van haare opkweeking als Rup«, tot haai-e yerandernig m dtu
„ Vlinder, was van den 27UCU Mai tot dcn.iilen Ju/y 1771.
K L E E Jl A N N,
IHi I «i
i
; 1: Ii
I II