i ; ' : '':. •. I- r
, i
ii ••
• „ •
f. . ' ^ • • H l - r
M •
• • -i .V [K'r t- ' i . :
¿^M.Wj^l' JIX.
R U P S E N EN V I. 1 N D E R S.
Dit vooraf gezegd hebbende, keere ik my naar de Riips, op onze XIXde Tah. Taj
in de ifte afgebeeld; welker beziccing, ik mede aan de goedheid van den
¿er», Tab. XV. afeebecld, mct dexcD, hier op Tab. XIX. ilaandc, niet eenerlei . of van
aulk eene foort zy, die 'er, alleenlyk door een roevalllg onderfcheid, icts van verichilt, kan ik
in^gelyks uit eigen oodervinding bekrachtigeu- Daareuboveii kan ik ook volkomcu verzeke-
« n . dat de'eerftgcmeide Vlinder, benevens haare Rups, die zieh met de Witdoornenbladen
voedt, nictalleen veel raarder en icidiaamer is, dan de hier op Tsb. XIX. afgebcelde foorti
jnaar ook, dat le nooit op de Eiken boomen. met welker bladen deze hier aigcbeelde foort
<van Rupfen zieh geneert, te vindeii z,y. Bülten dat, overtreft ook de Rups vaii de voorgaan-
-de foort, behalve dat z.y geheel anders en nlet zo duidelyk getekend is, de tegenwoordigc
jnerkelykin groottei en de Nachtvlinder, waarin de voorgaande verändert, is insgelyks veel
•gnioter dan dezei ook is de koleur van de bovenvleiigelen veel helderer en mecr aichgraauw ?
dat hier insgelyks plaats heeft, ten opzichte van de roode koleur der beide ondervieugeleu j
die mede hddercr dan by dezen, of recht hoog en helder karmynrood zyn.
De in het iße Deel afgebeelde wordt in de XII. edit. van Linn. Syfl. Nai. Pbal. Noa.
fag 841. f p . l ip. wel Nupta, (de Jufer) genoemd; maar eenige Liefhebberen, ende Heer
van Rotteniburg, in zyne Aanmei-kingeo over de Hoefnagelfcbe SmetitrUnge Tabellen, f zic
JValcln Natuwforfcber lyi. ftuk pag. 112J houden hem voor den Pbal. P.a£ta, van Linn.
Nat. S^. pag. fp. 120. Ik zoude ook wel overhellen, om 'er hcm insgelyks voor tc
houden, als jnaar het daar by -opgegeeven Charafter, Abdomine fupra rubro, beter op hem
parte. Het üriginecl, dat ik van dczcn zeldiaamen Vlinder bezit, is 'er altans niet roedc
voorzien: het zon können zyn, dar zulks alken aan het Mannclyk geüacht. waartoe mya
Vlinder niet fchynt tc behooren, eigen is. Doch het naafte komt my voor te denken, dat de
Nlipta van Linn, eigenlykeen geheci andere Vlinder zy, dan die, welke in 't liie Deel van
Rofel voorkoiut; en wel de gcmeenfte, groote, en derde foort van diergelyke Nachtvlindcrs,
welken mct roode en dubbelde zwarte plekken getekendc oiidervlcugelen voorzien zyn. Dezc
Nupta, van de dcrde foort, heeft de kor.ftige Hetr Sepp, in zyn onvcrgelyklyk Werk van de
Nederlandfche Infeäen> in het iwcede gezin van de Nachtvlmders Tab. VII. zeer fchoon en
naauwkeurig afgebeeld. Ook zal ik hem, dcwyl ik hem n.u in deze Landfireek insgelyks gevonden
heb, zo als hy zieh hier vertoont, met de Rups, in myne Byvoegzelen nog voorltellen.
Ik hebbe deze derde op de Wilgen-en Espenboomen leevende foort, tot Jiier toe, nog
cven zo toin op de Witdcoinen cn Eikenbooincn, als die, in 't ifte Deel, van de Witdoornen
leevende foort, en deze hier op Tab. XIX. afgebeelde op Eikenboomen leevende ibort op de
Wilgen-en Espenboomen gevoiiden. In Cramen Vcrzameling van UitUndfche Kapellen, is,
op de XXXill. pl. by Lett. B.. en C. eene Uitlandfche foort uit Jamaica, van diergelyken
Nachtvlinder, onder den Naam Ilia, afgebeeldi welke met dien van den Heer Sepp> tot de
Europifche ioort behooiende. eene groote overeenkomli heeft. Miflchiea doole ik niet, wanneer
ik vaillielle, dat die in jamaica van even dezelfde foort is, met onze Europifche Nupta;
cn dat het onderfcheid tuflchcn die beiden alleenlyk voortkorot, uit de vcrfcheidcnheid van
het Rlimaat. Buiten deze drie zo wel aan elkander gelykendc Europifche Nachtvlindcrs, zyn
my nog 3 3 4 andere diergelyke by-of neven - foortcn bekcnd 5 welken, als men de grondverwe
van de ondervleugclen uitzondert, zcer veel overeerkomft met deze drie foorten hebben.
De eerfte foort heeft oranjegcele cffldervleugclen, met zwarte plekken, en is op de vooi"-
gaaadc Tab. XVIII. in dit IVde Deel afgebeeld te zien. Deze foort wordt , behalven met den
toegevoegden Naam van den Heer Linn. Taran-^mpha, van de .Liefhebbers ook de Bruid'
Jufer en het Geele Ordensband gci^ziva^. De tweede foort gelykt dezc, ten aanzien van de
onoervleugelen volkomen. doch de bovenvltugelen zyn veel donkercr; en de Vlinder is voor 't
overige ook veel kleiner. De derde en grootfle foort van allen hecfc Röfel verder, agter aan
iß dit IVde Deel, op Tab. XXVIIL Fig. I. afgebeeld. Z.y hecfc zw^ne ondervleugclen, en in
^zelvcn^en blaauwachtigen boogswyien ilreep. Dez^lve wojdt door den Heer Linn, in Syß.
Niit.
|i ^