24 VERVOLG VAM DE B E S C H R Y V I N G
TOB. IV. mede nogmaals dank betuige, liet hecniet flechcs by«t geeven van dit bericht
maarbekrachcigdehetzelve, op eene my teti hoogften aangenaame wyze, dooi
I overzenden van verfcheiden dezer Vlinders; niet byvoeging, dat hy my in
den aanltaandeu Zonier, nog eene genoegzaarae menigte van deze Rupfen zou
laacen toekomen. Ik hebbe dezelven ook, inet hec begin van Jum des iaa«
1754-, in verfchillenden ouderdora, benevens haar voeder, tot myn grooilie
genoegen, ontvangen; zo dat ik nu niet ulken haare gantfche verandering niet
eigen oogen gezien en waargeoomen, raaar ook verfcheiden fchoone Vlinders uit
dezelven geteeld hebbe.
§• s.
1. De Ifle en 2Je Fi'g. vertoonen deze, in onze Landdreek zo zeldzaam zynde
• Rups, in haare volkomenheid, of liever zodanig, als zy 'er uitziet, wanneer
haare verandering naby is; en dan heeft ze, uitgellrekt zynde, omtrent de lengte
van twee duimen; welke inzonderheid die genen, waar uit een Wyfjes Vlinder
ftaat voort te kernen, bereiken. De koleur en cieraaden, welken aan deze Rups
in haaren oiiderdom, gezien worden, heeft ze reeds wanneer ze nog zeer ion»- is'
Gelyk ze over 't geheel met tedere zwarte hairtjes, even als het Fluweel hÄft'
digt bezet is, zo.heeft ze ook eene fluweelzwarie grondverwe; alhoewel de inkerving
tuflchen de leden of ringen van het lyf, cer oorzaake van haare gladheid,
iets holderer zyn,- wyders Haan 'er hier daar eenige te zamen gevoegde hairtjes'
wellten, doordien ze op wracjes of pukkeltjes zicten, eenigzins boven de anderen
uitileeken. De aanzienlyke vertooning, welke onze Rups door de zwarte grondverwe
erlangt, wordt door de hoog-oranjeroode vlakken niet weinig vermeerderd.
Dezelven beftaan uit twee reien, die wederzyds, längs de beide zyden der bovenvlakte,
heenloopen. Op den eerllen en laat^en ring ilaat 'er op ieder zvde flechts
eenvlakje; doch op alle de overigen twee, eenigzins van elkander verwyderd.
Zy ftaan naby de Inkervingen, en van de twee, op ¿enen ring ftaande, is de
voorfte altoos korter dan de achterile. TufTchen die genoemde oranjeroode vlakken
ziet men ook nog op den bovenkant veele kleine blaauvvachtig-graauwe
wratjes; welken zieh als zo veele puntjes vertoonen; waarvan 'er altyd zes op
ieder ring geteld worden, die hunne byzondere orde hebben. De niet zeer
groote kop dezer Rupfe is, benevens oe acht paar poocen, insgelyks zwart van
Ifoleur,- en op den eerllen ring, die ook de hals genoemd kan worden, of liever
tulTchen dezen en den kop, wordt menigmaal een blinkend oranjegeel dwarspunt
gezien. Dit deel fcheen my terltond toe iets byzonders te bezitten; doordien ik het
nugrooteren verhevener, dan kleiner zag; echter vermoedde ik geenszins, dat
het een byzonder werktuiglyk deel dezer Rups wäre, gelyk ikwatlaater ontd'ekte.
Te weeten; ik voerde eens myne Rupfen, en greep eene derzelven, die ondertufTchen
buiten de Doos kroop, om 'er haar weder in te doen: het zy nu dat
jk haar wat te hürd tuflchen de vingers gekneepen had, of dat het om eeniffe
andere rede was, akans ik befpeurde ter piaatze, daar ik de verwiflelende dwarsvlak
gezien had, eensklaps een byzonder orgnjegeel vleefchachtig deel; dat zieh
DER R U P S E N EN V L I N D E R S . 45
i ' i
van boven verdeelde en "genoegzaam twee hoornen vertoonde , gelyk \ve by TAC. IV.
Letter a. in de I tte Ig- zien; hoedanig een deel onze fchoone Venkelrups,
f in 't eerlle Deel, in de tweede Clafle der Dagviinders, befchreeven, en Tab. I.
Ftg- I. afgebeeld,) ook heeft; fchoon het daar dikker en langer zy*. Zodra ik
dit vleefchig deel eens gezien had, moell de Rups my 't zelve in 't vervolg weder
vertoonen, wanneer't my beliefde. Doch, gelyk de Venkelrups hetzelve, by
e e n e iets Herker aanraaking, eerder uitzet, wanneer ze nog in haare jeugd, dan
wanneer ze reets volwaflen zy; zo is 't ook met de tegenwoordige gelegen. En
voorts komt dit deel, naar maate de aanraaking of drukking zachter of harder gefchiede,
insgelyks mect of minder te voorfchyn. By eene zachte aanraaking vertoont
het zieh flechts in de gedaante van Letter b.\ als dezelve iets harder zy, i '"' . bkomen
'er reets twee op ¿en ihm llaande takjes te voorfchyn; gelyk Letter c. en d.
aanduiden; doch zomtyds laat ze maar de helft of eenen hoorn zien, gelyk by e; hett. e.
en op eene gevoeliger drukking wordt dit deel gaffelvormig, zo als het zieh by f./'S.'«'' -
vertoont; maar als beide de hoornen zo volkomen, als by Letter g. zullen uitkomen,
dat zeiden gebeurt, moet de Rups zeker de hevigfte pyn gevoelen. De
laatfte dezer afbeeldingen wordt by Letter h. by vergrooting voorgefteld, om 'er
een duidelyker begrip van te können vormen.
%• 3-
Uit a! het gene ik tot dus ver desaangaande gezegd hebbe, volgt, dat onze
Rups dit hoornvormig, oranjegeel en vleefchig deel, naar believen, of kleiner,
of grooter, te voorfchyn kan brengen. Waarfchynlyk doet zy zulks tot gcen
ander einde, dan om zodanige Schepzelen, die haar lartig of fchadelyk konden
zyn, daar mede af te fchrikken; ik kan ten minlle niet zien, dat zy zieh mec
deze hoornen zou können verweeren, of eenig ander Schepzel befchadigen. Dan,
gelyk de Venkelrups, met de uitfteeking haarer hoornen, te gelyk een walgelyken
reuk van zieh geeft; zo zou het ook kunnen zyn, dat deze Rupfen, met de
uitHeeking haarer hoornen, eene uitdaraping van zieh geeven, welke den Sluipwespen,
Muggen en andere kleine Infeften zo walgelyk ij, dat ze daar door
eenigzins verdreeven worden, fchoon ik 'er geen vvalgelyken reuk aan befpeurd
hebbe. 't Is toch eene bekende zaak, dat de kleinfteSchepzels, ten aanzien der
aandoenlykheid van den reuk, menigmaal by de grooten veel vooruit hebben.
Dit myn vermoeden wordt, door de indieping van 't middelpunt der ftompe, en
met een rand omzoomde eindcn der beide hoornen onzer Rupfe, min of meer
waar-
• Behalvc de Venkelrups, zynde by Limaus in z^n Sjß. Nat. pag. ^So- f p . 33. de ^ogenaamdc
Macham, of Venketvogct met den Z'wgluwenßaat't, is ook nog de Pruim-geele Rups, (in
t e t Eerfte Deel van onze tweede Claile der Dagviinders, op Tab, II. afgebeeld,) van den Heer
iodalirius, die bem Zeilvogel noemt, en die aan de Sieebezien gevonden wordt, met diergelyke
vleefchige hoornen voorzien. Van deze Hoornen en van de Rnps van Podalirius zai ik
ta niyne Byvoegzelen vorder fpreeken, en 'er teficns de af beelding vau mededeelen.
D s