
,f| l-'l:
I My
ii
ft II I 'i 'J
Rette verflenste Planten; ook om dat het
W a te r , met eenen gieter begooten , meest
aanftonds van de Planten afloopc, gevalt het
den goeden Schepper voor ons (mag ik my
dus uitdrukken ?)' die moeite waar te nee-
men door deeze zo doordringende , zagte
en konstige bevogtiging ’ van den fynen
Da auw , welke waarlyk alle verbeelding
overtreft. De kwynende Planten worden er
zo volkomen en zo uitneemend door verkwikt
, dat men den Daauw , ook by ons ,
onder de grootfte zegeningen , by droog
weder in den Zomer , altoos geteld heeft ,
en deszelfs gemis in een L an d , waar het
weinig re g en t, voor eene waare ftraf ge-
f ekend wordt. Daarom , zegt de D ich te r ,
mthouden haar de hemelen over u , dat er geen
daauw en i s , en ’t land onthoudt zyne vruchten.
Hagg. I. 10. En om veele der beste
aardfche gunsten met één woord te kunnen
uitdrukken , dacht de Aartsvader I s a a c die
alien niet beter te kunnen zamenvatten,
dan met deezen w en sch : zoo geeve u daw
God van den- daauw des hemels. Gen. X X V I I .
28. Ik zal U meer dingen hiervan zeggen ,
wanneer ik de Bladeren der Planten , opzetteiyk
tot dat einde zeer keurig gemaakt,
verklaaren zal.
V . Hoe is. het mogelyk , dat ik zo veele
fchoone dingen uooit heb overdacht, dat z c
my
my niet gezegd zyn ! Hoe kon ik , hoe een
ander er zo o v e r heen , loopen ! Leer my
toch meer ! Is het met den h o n i n g d a a u w
ook zo . gelegen ? . ' . , _
A. Als noch weeten w y daarvan niets
meer , dan dat hy eene vetagtige uitwaas-
feming i s , van Dampen verzeld ; dat hy op
de Planten valt , en met het opgaan der
Zon opdroogc , fchendende dezelven.
V . Hoe komt het b y , dat gy er my niet
meer van kunt zeggen ? :
'A. W y l hy niet alle Nagten v a l t , en ,
wanneer dat , gebeurt ,. er niet altyd gocdd"
Waarneemers by de hand zyn.
V. G y weet mogelyk veel meer van den
RYM ? :
A. Niet vcci meer ! In ’ t vervolg zal ik
■egter myne Waarneemingen omtrent dit
nieuw ftuk U en anderen mededeelen. Dan ,
eene Tekening der Rymfiguuren , zo als ik
dezelven te Edam heb g e z ien , is te fra ai,
om ze U thans te onthouden. Onder deeze
twintig verfchillende gedaanten (P la a t 3 . )
heb ik den R ym , in verfcheiden’ W in te r s ,
aldaar zien vallen. Meestal daalt dezelve
-nedr, in de gedaante van ongeregelde fuiker-
klontjes , welkea ik niet heb afgebecid , om
dat er geene byzondere fchoonheid in te
zien is. Somtyds heb ik denzelven waarge-
nomen in dq gqdaaute van gebrooken’ brok-
L 3 jes
" ' I
I Í .
Ift y ■ . 'I
[¿•'Till
■»jíi-í!
1
t e l
! I - m