
*'V<!i iis'
' ; ]ii t e "
t e i j t e t e f V ' : :
3 4 .3 G E T A L D E E M E N S C H E N .
zyn eigen Lichaam en Ziel ' verwonderde',
waarom ik z e lf dat niet gedaaa heb ?
A . Begrypt g y . dit niet ? Heb ik U niec
gezegd ,: dat de gemeenfte dingen het minfte
verftaan en opgemerkt worden ? Als gy heden
, voor ’ t e e r s t, een Menschlyk Lie-
haam hadt g ezien , en er eene Ziel in gevonden
, zoudt gy ,er van verrukt geweest zyn ;
maar om dat gy het gezien h e b t, toen gy ’
een Kind z y n d e , onmagtig waart de daarin
zigtbaare Wonderen te bevatten , en de bedenking
daarover veronagtzaamd hebt , toen
het zien van hetzelve U gewoon was ge-
■worden, is uwe aandagt, zo we] als die
van anderen , er niet op gevalJen.
V . Dit is z o F G y zult my e g te r ," by
deeze gelegenheid , - wel iets nader ' willen
zeggen van hec g e t a l der Inwooneren deezer
Waereld, van hunne g e b o o r t e en van
hun STERVEN ; o f verdient niets van dit alles
myne aandagt ?
A. Deeze drie dingen verdienen voorzeker
uwe byzondere aanflagt 1 Deeze fchoone
Waereld bevolkt en bewoond te ' zieh’ ’ door
v y f honderd millioenen Menfchen : en', ''hoewel
Europa door Oorlogen , door Hongersnood,
door Pest , door eene onvoorzigtige Scheep-
yaart en door Watervloeden zeer vermindert
in V o lk , egter de vervulling van dat woord:
weest vruchtbaar ' en vermenigvuldigt, en ver-
■ ' ' vult
G E B O O R T E D E R M E N S C H E N . 343
vult de aarde. Gen. I: 28. dagelyks te befchouwen:
voorts, tot op deezen dag, meer
Menfchen te zien gebooren worden , dan te
zien fterven : en , hoewel ons Vaderland van
een eng beftek is , dat zelve egter (de
evenredigheid der grootte aangemerkt zyn de)
viermaal volkryker dan het uitgebreide
Frankryk , o f het magtig Engeland te vinden
5 zyn vier zaaken , die waarlyk uwe
oplettenheid verdienen. ------ Eene fraaie
aanmerking moet ik hier noch byvoegen,,
naamelyk, dat de Schepper na den Zondvloed
anderrnaal tot den Mensch gezegd
h e e f t : . z j i vriichtfiaar , en Yermenigvuldigt ,
en vervult de aarde. Gen. IX: i . doch dat
H y dit vroord niet gefprooken heeft tot de
Beesten, welken anders de Steden,ontvolkt
en alles zouden ingenomen hebben ; dat H y
o o k , by de Schepping , niets van deezen
aart gezegd heeft tot de wilde Dieren. Gen.'
I: 24. maar wel tot de Vogelen eu de Visfchen
: zyt vruchtbaar , en vermenigvuldigt , ,
en vervult de wateren in de zeen , en het gevogelte
vermenigvuldige op de aarde. Gen. I:
22. en d a t , bygevolg , dit de waare reden
is , dat men de Menfchen op de aarde , in
wecrwil der bloedigfte oorlogen , de V is fchen
in de w ateren, - en de Vogelen in/de
Jucht nooit heeft kunnen iiitroeien ; hoewel
h e t , omtrent fommige Dieren , doch alleen
Y 4 in
.
V'-