
k R I N Ö.
en tot eene ' zekere onbekende hoogte op*
houdt en draagt.
V. Wat zyn dampen,.? .
A. V o g ten , die door uitzetting ligtfir dan
de zwaare Lucht zyn gemaakt, en daar d oo r,
in de gedaante van W o lk en , in dezelve kunnen
blyven hangen. — Een WaterdroppeE
in damp veranderd,, beflaat dertien duizend-
maal meer plaats dan te vooren. De Damp
yan het Zeepwater, waarin befmet linnen
werdt gewasfchen, bragt voorheen de Pest
te Nimwegen in huizen, die er anders vry
van waren. G y kunt uit het eerste oordee-
len , tot welk eene fynheid de Waterdeelen
gebragt kunnen worden, en uit het laatfte,
hoe dezelven ä eene befmette Lucht kunnen
bevatten, en met zich.voeren. H o e -v e rre
gaat die boven het MenschJyk vermögen !
V. Vanwaar komen de Dampen in de
L u c h t? .. . ...
. A. Z y klimmen uit de Aarde, en uit alles,
wat daarop is , naar boven, geduurende den
geheelen dag; doch, één uur vóór en na
des Zons op- en ondergang, is de Lucht het
ongezondfte, om dat de Dampen, door de ,
koude verzwaard en verdikt, dan meest beneden
blyven hangen; en w y l dezelven da ir
veelal onrein z y n , moet gy. op die uuren
niet gaan wandelen,
y V. W a t doet ze opklimmen?
A Dc
K R I N G . 79
A. De Schepper heeft daartoe gefchikt het
onderaardfche 'V u u r , dat is , dat, van de
Zon körnende, in de Aarde gedrongen i s ,
nevens het geen dat w y maaken; als mede
de Wateren door hunne beweging, ook de
Zon en het vermögen der L uch t, om ze op
te trekken. Hy doet dampen opklimmen van
het einde der aarde. Pf. C X X X V . 7. Hy trekt
de druppelen der wateren op, die den regen na
zynen damp uitgieten. Job K X X V I . 27.
V. Kan men de Dampen altyd zien ?
A . Wanneer gy Landen, Toorens o f Boomen,
met het bloot oog o f door eenen
Verrekyker, ziet tintelen;' dan gaan er veele
Dampen in de Lucht op. Hooger ziet
men ze niet altyd. Gy aanfchouwt er toch
dikwerf geene W olk en , maar wel eene he-
melsblaauwe Lucht.
V. Hoe zwaar is Nederlands L uch t, met
Dampen belaaden ?
A. Dit is verfchillend wegens de gronden
der Provintien ! In Holland, waar zo v e e l .
Water ais-Land zal z y n , en in Zeeland,
dat omringd is van wyde ftroomen,, is de
Lucht zder vogtig en dus zwaarer. Van de
vier deelen uitgewaasfemd W a te r , zal er egter
flegts een deel in den Dampkring op-
gaan , en de drie overige deelen zullen in
de Menfchen, in het V e e , in de Planten,
en in de Aarde verfpreid blyven , welke
@ver-
IHI'
.>!Í,
f l i v