
7 fi ft
I I'M
V
L G ! /
f f .M
ft
les op éénen fprong. Hy geeft ons tyd ,
om alles in zyne uitbotting , groei , en
leven bedaardelyk te kunnen nagaan.. Elk
Saifoen komt ten zynen beilemden tyde.
V. Hoewel elk Saifoen wel op zynen tyd
k om t, hebben wy egter , altoos in elk ,
eene byzondere gefteldheid van Weder.
A. H e t is waar , dat nooit eene Lente ,
Z om e r , Herfst , o f W in te r aan elkander
gelyk zyn , ten minften niet in ons Vaderla
n d , gelyk gy wél hebt opgemerkt; d a n ,
hierin ftraalt eene nieuwe • zonderlinge W y s heid
van God door. Overal behoort het
zelfde Weder niet plaats te hebben ; w a n t,
zo wy altyd fchoon Weder hadden , zou-
den andere Bewooners der Waereld fteeds
over llegte dagon klagen. De Heer dew Natuur
geeft ons al ’t nood ig e , ongeagt- de
verfchillende veranderingen der Luqht. Een
onbegrypelyk Werk ! De hette in eenen
oord der Waereld is oo rz a ak , dat de kou-
,de in een ander gewest regeert , en de
koude verwekt eiders warmte. Wanneer het
hier r e g e n t, is het elders fchoon W e d e r ,
e n , als wy hier heldere dagen h eb b en ,
valt er vogt op andere- plaatzen. De Ver-
deeling dan van het W e d e r , in zo veele
Landen , is gefchikt in de wonderlykfte
evenredigheid , en netheid. Welk eene uit-
muntefide Orde is dan n ie t d e e z e ?
V. D0.
V. Dewyl gy my zo ongevoelig to t de
befchouwing van het Onderfcheid en de
Nuttigheid der Saifoenen geleid h e b t , zeg'
my vervolgens ¿en woord van den d a g , en
van den n a g t .
A. Merk op het verwonderlyk ondeffcheid
tusfchen Licht en Duisternis , tusfchep eene
woelende en eene rüstende , tusfchfen eene
arbeidende en eene flaapende Vv'aereld. Gy
telt drie zeer verfchillende, tyden op eenen
d a g -------- den m o r g e n s t o n d , verheerlykt
door het goud van ’t licht der Zon , v e rmengd
met het - zagte groen der Planten ,
door den daauw bepaarld ; alles is door de
rust verkwikt en herfteld - — de fchoon-
. held van den vollen m i d p a g , door de al
Dvertreffende majefteit der fchitterende Zon
in eenen helderen Hemel — — de vooraf.
-gaande S.chemering cits Avonds , op dat niet
alles eensklaps verwarre door eene oogcn--
blikkelyke terneerftorting, uit den vollen dag
in den donkeren nagt , gevolgd van den
A V O N D z e iv e , waarin ftilte en eenzaainheid
ons nodigen to t gepeinzen ; waarin de koel-
te Vee eu Plant en Mensch v e rfrisch t;
waarin de nieuwe veerkragt der lucht de
verflaptc zenuwen f te rk t, terwyl de opkomende
NAGT alles to t den lieven flaap lokt ,
behalven eenige Vogelen en D ie ren , welk
in dan hun voedfel gaan zoeken : een wys
P J beftel
I I
\iß